CROW-CUR Richtlijn 4:2023
Hergebruik constructieve prefab
betonelementen
CROW
Postbus 37, 6710 BA Ede
Telefoon (0318) 695300
E-mail klantenservice@crow.nl
Website www.crow.nl
Februari 2024
ISBN: 978 906628 712 9
CROW endegenen die aan deze publicatie hebben meegewerkt, hebben dehierin opgenomen gegevens zorgvuldig verzameld naar delaatste
stand van wetenschap entechniek. Desondanks kunnen eronjuistheden indeze publicatie voorkomen. Gebruikers aanvaarden het risico daarvan.
CROW sluit, mede ten behoeve van degenen die aan deze publicatie hebben meegewerkt, iedere aansprakelijkheid uitvoor schade die mocht
voortvloeien uithet gebruik van degegevens.
De inhoud van deze publicatie valt onder bescherming van deauteurswet. De auteursrechten berusten bijCROW.
Inhoud
5 Woord vooraf
6 Inleiding 6 Doel
6 Toepassingsgebied
6 Leeswijzer
8 Termen en definities
9 Huidige situatie/exploitatie 1 9 Opstellen dossier bestaand(e) constructie/element 1.1
10 Opstellen elementendossier kwaliteit prefab betonelement 1.2
11 Visuele inspectie 1.2.1
11 Inmeten van elementen 1.2.2
11 Inkaart brengen wapeningsconfiguratie 1.2.3
11 Carbonatatiediepte 1.2.4
11 Chloridegehalte 1.2.5
11 Alkali-silicareactiviteit (ASR) 1.2.6
12 Betonsterkteklasse 1.2.7
12 Bepalen van de staalkwaliteit en staalsoort 1.2.8
12 Aanhechting en eigenschappen top-/druklaag van in-situ delen 1.2.9
12 Proefbelasten 1.2.10
14 Voorbereiding demontagewerkzaamheden met vrijkomende elementen 2 14 Algemeen 2.1
14 Functioneren van het prefab betonelement 2.2
15 Beoogde afzet 2.3
15 Iserreeds een beoogd afzetproject inbeeld voor de donorelementen? Beoogde afzet bekend 2.3.1
15 Beoogde afzet onbekend 2.3.2
15 Aanvullend onderzoek 2.4
16 Demontabelheid van het prefab betonelement 2.5
16 Waarde voor hergebruik 2.6
16 Technische waarde 2.6.1
16 Milieuwaarde 2.6.2
16 Materiaalgebruik 2.6.3
17 Energiegebruik 2.6.4
17 Financiële waarde 2.6.5
17 Besluit tot demontage 2.7
18 Uitvoer demontage 3 18 Algemeen 3.1
18 Demontageplan 3.2
18 (Constructieve) veiligheid gedurende demontage 3.2.1
18 Hulpwerk, tijdelijk werk en ondersteuningsconstructies 3.2.2
18 Boor-, zaag- en hakwerkzaamheden 3.2.3
18 Hinder omgeving 3.2.4
18 Kwaliteitsborging 3.2.5
19 Losmaken van prefab betonelementen 3.3
19 Zagen 3.3.1
20 Hydrodemolition 3.3.2
21 Hakken/breken 3.3.3
21 Boren 3.3.4
21 Hijsen 3.4
21 Vervoer 3.5
23 Activiteiten tussen demontage en implementatie 4 23 Traceerbaarheid 4.1
23 Vakbekwaamheid en Kwaliteitsborging 4.2
24 Intake 4.3
24 Algemeen 4.3.1
24 Schades 4.3.2
24 Oplegging/ondersteuning 4.3.3
24 Identificatie/codering 4.3.4
3
25 Inmeten 4.3.5
25 Opslag 4.4
26 Bewerken van het element 4.5
26 Inkorten en/of aanpassen kruisingshoek 4.5.1
27 Verwijderen in-situ delen 4.5.2
28 Boren van gaten 4.5.3
28 Opruwen van oppervlakken 4.5.4
28 Overige bewerkingen 4.5.5
29 Afwerken en herstel van schades 4.6
29 Algemeen 4.6.1
29 Registratie van herstel inhet elementendossier 4.6.2
29 Herstel aan beton 4.6.3
30 Herstel aan wapening en/of voorspanning 4.6.4
30 Bijwoningen van reparaties door de keuringsinstantie 4.6.5
30 Oplevering 4.7
30 Algemeen 4.7.1
30 Opleverdossier ten behoeve van (nieuw)bouwproject 4.7.2
30 Eindinspectie 4.7.3
31 Kwaliteitsverklaring 4.7.4
31 Procedure bij afwijkingen 4.7.5
32 Voorbereidingsfase (nieuw)bouwproject ?toepassing van hergebruikte elementen 5 32 Inpassing element innieuw ontwerp 5.1
32 Bouwregelgeving ?bevoegd gezag 5.2
34 Realisatie en oplevering ?toepassing van hergebruikte elementen 6 34 Hijs-/transportplan 6.1
34 CE-markering 6.2
35 Opleverdossier 6.3
36 Referenties
37 Bijlage A: Kanaalplaatelementen 37 Inleiding
37 1.Huidige situatie /exploitatie
39 2.Voorbereiding demontagewerkzaamheden met vrijkomende elementen
42 3.Uitvoer demontage
46 4.Activiteiten tussen demontage en implementatie
47 5.Voorbereidingsfase (nieuw)bouwproject ?toepassing van hergebruikte elementen
48 6.Realisatie en oplevering ?toepassing van hergebruikte elementen
48 Referenties
50 Bijlage B: Geprefabriceerde voorgespannen brugliggers 50 Inleiding
50 1.Huidige situatie/exploitatie
53 2.Voorbereiding demontagewerkzaamheden met vrijkomende elementen
58 3.Uitvoer demontage
59 4.Activiteiten tussen demontage en implementatie
61 5.Voorbereidingsfase (nieuw)bouwproject ?toepassing van hergebruikte elementen
61 Referenties
4
Woord vooraf
Inhet kader van duurzaamheid en circulariteit worden steeds meer betonnen constructies bij het verwijderen geheel
of gedeeltelijk hergebruikt. Slopen en breken van betonnen elementen kan worden gezien als 'downgrading'. De
demontage van complete elementen uit bestaande bouw isechter lastig, prefab isvaak met 'natte knopen' gebouwd
en inde reguliere bouw moeten de elementen worden uitgezaagd. Vervolgens zijn voor een nieuw ontwerp twee
zaken belangrijk: welke architectonische vorm ismogelijk en waaruit bestaat de bestaande voorraad elementen die
kunnen worden toegepast?
Momenteel ontbreekt nog eenduidige regelgeving over hoe vrijgekomen betonnen elementen innieuwe bouwwerken
rekentechnisch kunnen worden ingepast. Constructeurs en het bevoegde gezag lopen hier tegenaan. Hieraan wordt
echter door NEN op termijn een invulling gegeven.
Via een pré-adviescommissie zijn de wensen vanuit de betonsector inbeeld gebracht om tot nader inzicht tekomen.
Een 1e stap was daarbij een inventarisatie tedoen naar beschikbare informatie en eventuele kennis-leemtes, drempels
en potenties van hergebruik van betonnen elementen voor de korte en lange termijn. Hierbij iszo breed mogelijk
gekeken naar utiliteitsbouw, woningbouw en civiele techniek, zowel prefab als insitu gestort beton.
De eerste stappen zijn gezet om een basis 'beoordelingsmethodiek' van de kwaliteit van betonnen elementen te
ontwikkelen. Deze richtlijn wil meer duidelijkheid bieden aan de gemeenschappelijke betonsector over wat de beste
mogelijkheden zijn voor hergebruik van vrijkomende betonnen elementen inbouwwerken. Vervolgens isvia een
CROW-werkgroep het advies uitgewerkt waarbij het resultaat de onderhavige richtlijn isgeworden.
De CROW-werkgroep die meegedacht en meegelezen heeft bij het opstellen van de richtlijn bestond uit:
?Nebest Wouter van den Berg
?Betonhuis Prefab Taco van den Broek
?SGS-INTRON Michel Boutz
?Royal HaskoningDHV Danny Jilissen
?BAM Maarten de Moel
?Nebest Thijs Noordhoek
?Heijmans (Bouwend Nederland) Jeroen van Oosten
?Rijkswaterstaat-GPO Kees Quartel
?SGS-INTRON (CB'23) Agnes Schuurmans
?Royal HaskoningDHV Rob Vergoossen
?TNO Marcel Vullings
?TU/e +Bureau Hageman Simon Wijte
Het voorzitterschap en de begeleiding van de werkgroep isingevuld door Ad van Leest van CROW en de eindredactie
door Geoffrey van Bolderen van CROW.
De richtlijn isopgesteld door een auteursteam, bestaande uit:
Wouter van den Berg en Thijs Noordhoek van Nebest,
Rob Vergoossen en Danny Jilissen van Royal HaskoningDHV.
Uitvoering van het project en uitgave van de richtlijn ismogelijk gemaakt door financiering van Rijkswaterstaat-GPO,
Betonhuis en Stichting SKKB.
5 Woord vooraf
Referenties
Indeze richtlijn worden de volgende normen, referenties en aanbevelingen genoemd, waarvan gebruik isgemaakt
bij het opstellen van onderhavige richtlijn:
Maatregelen ter voorkoming van betonschade door alkali-silicareactie (ASR) CUR Aanbeveling 89
Inspectie en advies civiele kunstwerken CROW-CUR Aanbeveling 117
Specialistische instandhoudingstechnieken ?repareren van beton CUR Aanbeveling 118
Specialistische instandhoudingstechnieken ?Vullen en injecteren van scheuren,
naden en holle ruimten inbeton
CUR Aanbeveling 119
Bepaling ondergrens verwachte restlevensduur van bestaande gewapende
betonconstructies
CUR Aanbeveling 121
Duurzaamheid en onderhoud van betonconstructies CUR Rapport 172
Eurocode 2:Ontwerp en berekening van betonconstructies ?Deel 1-1: Alge-
mene regels en regels voor gebouwen
NEN-EN 1992-1-1
Metallic materials -Tensile testing -Part 1:Method oftest atroom temperature NEN-EN 6892-1
Testing hardened concrete NEN-EN 12390
Algemene bepalingen voor vooraf vervaardigde betonproducten NEN-EN 13369
Vooraf vervaardigde betonproducten ?Brugelementen NEN-EN 15050
Products and systems for the protection and repair ofconcrete structures -
Test methods -Determination ofcarbonation depth inhardened concrete by
the phenolphthalein method
NEN-EN 14630
Products and systems for the protection and repair ofconcrete structures -
Test methods -Measurement ofbond strength by pull-off
NEN-EN 1542
Products and systems for the protection and repair ofconcrete structures -
Definitions, requirements, quality control and evaluation ofconformity
NEN-EN 1504
Beoordeling van de constructieve veiligheid van een bestaand bouwwerk bij
verbouw en afkeuren -Grondslagen
NEN 8700
Beoordeling van de constructieve veiligheid van een bestaand bouwwerk bij
verbouwen en afkeuren -Belastingen
NEN 8701
Beoordeling van de constructieve veiligheid van een bestaand bouwwerk bij
verbouw en afkeur -Betonconstructies
NEN 8702
Richtlijnen Beoordeling Kunstwerken v1.2.1 RTD 1006
Cirkelstad, "Beslisboom hergebruik", [Online]. Available: https://www.cirkelstad.nl/project/beslisboom/. [1]
CB23, "Kwaliteitsbeoordeling en -borging bij hergebruik uit bestaande bouw", 2023. [2]
Norwegian Standard, "Hollow core slabs for reuse", Standard Norge, Oslo, Noorwegen ,2021. [3]
Betonhuis, "Alkali-silicareactie (ASR)", z.d.. [Online]. Available: https://betonhuis.nl/system/files/2020-08/alkali-
silicareactie-asr.pdf.
[4]
VBR -Vakgroep BetonReparatiebedrijven, "Alkali-silicareactie (ASR)", z.d.. [Online]. Available: https://www.vbr.nl/2-
3-1-alkali-silicareactie-asr.
[5]
M. v.Vliet, J.v.Grinsven en J.Teunizen, "Circular Buildings -meetmethode losmaakbaarheid versie 2.0", Alba
Concepts ,2021.
[6]
Conjet, "Hydrodemolition", z.d.. [Online]. Available: https://www.conjet.com/hydrodemolition/. [7]
CROW-CUR Richtlijn 4:2023 Hergebruik constructieve prefab betonelementen 36-------
Bijlage A: Kanaalplaatelementen
Inleiding
Voorwoord
Deze productspecifieke bijlage iseen aanvulling op het generieke document 'Richtlijn hergebruik constructieve
prefab betonelementen'. Deze bijlage dient altijd incombinatie met dit generieke document gebruikt teworden en
kan niet worden gezien als een op zichzelf staand document.
Inonderhavig document worden specifieke aspecten omtrent het hergebruik van kanaalplaatelementen behandeld.
Wanneer een (sub)paragraaf ontbreekt ten opzichte van de generieke richtlijn zijn er (vooralsnog) geen specifieke
aandachtspunten en kan de tekst uit het generieke deel gebruikt worden. Wanneer inonderhavig document wordt
afgeweken van het generieke deel isdit benoemd. Voor dergelijke afwijkingen geldt dat de productspecifieke bijlage
inalle gevallen leidend is.
Toepassingsgebied
Dit document istoegespitst op een specifiek prefab betonelement, namelijk kanaalplaatelementen zoals omschreven
inde NEN-EN 1168. Kanaalplaatelementen kunnen inverschillende toepassingen met bijbehorende milieuklasses
gebruikt zijn en worden. Voorbeelden van toepassingsmogelijkheden zijn weergegeven inonderstaande figuur.
Figuur A0.1:Toepassingsmogelijkheden kanaalplaatelementen [1]
Ook andere toepassingen zijn mogelijk. De milieuklasse kan per toepassing bepaald worden door een betondeskundige.
Het ismogelijk dat de elementen aan brand blootgesteld zijn. Indit geval dient een constructeur insamenspraak
met een betononderhoudskundige tebepalen wat de gevolgen hiervan zijn op de eigenschappen van het element.
Kanaalplaatelementen zijn zeer kansrijke elementen voor hergebruik. Zoals omschreven inde generieke richtlijn zijn
prefab betonelementen inhet algemeen kansrijk voor hergebruik. Kanaalplaatelementen hebben daarnaast het
voordeel dat deze op een vergelijkbare manier geproduceerd worden als vroeger (hier isbijv. geen beugelproblematiek
zoals bij liggers) en een hoge mate van standaardisatie bezitten.
Termen en definities
Kelkvoegen
De voegen die zich aan de zijdes van een kanaalplaatelement bevinden. Deze worden veelal opgevuld wanneer
elementen worden geplaatst.
Legplan
Document waarin de volgorde van plaatsen en de locatie van de kanaalplaatelementen isverwerkt.
1. Huidige situatie /exploitatie
1.1 Opstellen dossier bestaande constructie /element
Inaanvulling op de tekst uit het generieke deel geldt dat voor kanaalplaatelementen specifiek de volgende gegevens
relevant zijn om op tenemen:
1 Originele legplan van de vloer
2 Mogelijke aanwezigheid van een (gewapende) druklaag
37 Bijlage A:Kanaalplaatelementen
3 Mate van opvulling van de kelkvoegen
4 Aanwezige rentree van de voorspanstrengen
5 Gegevens bewerkingen aannemer
1)Inhet legplan van de vloer iseen overzicht van de verschillende elementen en de locatie hiervan inhet object
weergegeven. Uit het legplan kunnen dus de verschillende type elementen, de hoeveelheden hiervan en de locaties
worden afgelezen. Daarnaast kan het legplan als basis dienen voor het demontageproces, zoals besproken in
hoofdstuk 3.
2)De mogelijke aanwezigheid van een (gewapende) druklaag iseen belangrijk aspect inhet hergebruikproces van
een kanaalplaatelement. Wanneer er een druklaag aanwezig ismoet hier rekening mee gehouden worden inhet
hergebruikproces. Aspecten die hierbij aan bod komen zijn onder andere de hechting van deze druklaag en de
mogelijke wens om deze teverwijderen of tebehouden inde nieuwe situatie. Daarnaast ishet relevant om de
eigenschappen van deze druklaag en van de mogelijk aanwezige wapening hierin tebepalen.
3)De mate van opvulling van de kelkvoegen en de aanhechting hiervan iseen belangrijk aspect om inoverweging
tenemen inde verschillende stappen van het hergebruikproces. Wanneer de kelkvoegen zijn opgevuld, en deze
opvulling lastig teverwijderen is, moet er anders met de elementen worden omgegaan. De mate van opvulling is
echter vaak lastig tebepalen wanneer de elementen nog inde huidige/donor toepassing aanwezig zijn.
4)De mate van rentree van de voorspanstrengen kan inzicht geven inhet verlies invoorspanning van de elementen
en dus de constructieve eigenschappen. Het isechter niet mogelijk om de rentree tebepalen wanneer elementen
nog inhet donorgebouw aanwezig zijn.
5)Inde praktijk komt het voor dat de aannemer aanvullende bewerkingen doet aan de kanaalplaatelementen, bij-
voorbeeld het aanbrengen van een afwerklaag. Het isrelevant om over informatie tebeschikken met betrekking tot
dergelijke handelingen. Dit zijn bijvoorbeeld gegevens over de gebruikte betonsterkteklasse van de mogelijk aanwezige
druklaag en/of voegvulling.
OPMERKING: Bij kanaalplaatelementen ishet zeer aannemelijk dat ereen groot aantal elementen beschikbaar komt
uit één donorproject. De kans isreëel dat deze elementen naar verschillende afzetprojecten gaan. Om ervoor te
zorgen dat ergeen gegevens verloren gaan, ishet bij kanaalplaatelementen sterk van belang dat de gegevens aan
elk individueel element gekoppeld worden en dat de elementen gelabeld worden.
1.2 Opstellen elementendossier kwaliteit kanaalplaatelement
Inhet generieke document worden diverse onderzoeksmethodes besproken om ontbrekende gegevens teachter-
halen. Kanaalplaatelementen kennen specifiek een grote vorm van standaardisatie. Het ishierdoor veelal mogelijk
om aannames tedoen voor de eigenschappen van de elementen. Hierbij ishet wel van belang dat deze aannames
later inhet proces worden geverifieerd.
Wanneer ergeen ofminimale gegevens over de constructieve eigenschappen (betonkwaliteit en werkvoorspanning)
beschikbaar zijn kan erineen zeer vroeg stadium gerekend worden met waardes zoals voorgeschreven inde NEN-
EN 8700 serie.
Een andere weg, die ineen vroeg stadium gebruikt kan worden om de kwaliteit van de kanaalplaatelementen te
bepalen, isop basis van de belastingen inhet donorobject. Indien de huidige/donortoepassing bekend is, kan op
basis van de huidige belasting een aanname gedaan worden voor de capaciteit van de elementen.
Indien geen gegevens beschikbaar zijn van het donorelement, kunnen ontwerpgrafieken van nieuwe elementen een
eerste inschatting geven over de mogelijke kwaliteit en dus toepasbaarheid van de donorelementen. Inonderstaande
grafiek zijn de constructieve eigenschappen per plaatdikte weergegeven. Deze grafiek kan worden gebruikt om de
mogelijke toepasbaar van elementen tebepalen ineen zeer vroeg stadium.
OPMERKING: Figuur A1.1 isenkel indicatief. Op basis van deze grafiek kunnen geen constructieve berekeningen
gemaakt worden. De grafiek kan enkel gebruikt worden om de toepasbaarheid van elementen tebepalen ineen zeer
vroeg stadium. Later inhet traject moeten de constructieve eigenschappen altijd gevalideerd worden door een con-
structeur.
CROW-CUR Richtlijn 4:2023 Hergebruik constructieve prefab betonelementen 38
Figuur A1.1: Indicatie capaciteit kanaalplaatelement per overspanning (eigen figuur obv ontwerpgrafieken producenten)
Naast de constructieve eigenschappen ishet van belang om de conditie van de elementen tebepalen. Dit aspect
wordt behandeld inhet generieke deel.
1.2.7 Betonsterkteklasse
Wanneer het gewenst isom de betonsterkteklasse van kanaalplaatelementen teachterhalen, kan dit door middel
van het boren van kernen uit het element die vervolgens worden beproefd. Deze kernen dienen inhet lijf van het
element geboord teworden. Dergelijke boringen moeten inoverleg met een constructeur uitgevoerd worden in
verband met het doorboren van wapening.
2. Voorbereiding demontagewerkzaamheden met vrijkomende elementen
2.1 Algemeen
Het isvan belang dat alle opgehaalde informatie aan elk individueel element gekoppeld wordt. Vaak zijn er legio
kanaalplaatelementen toegepast ineen donorobject. Het koppelen van de informatie kan helpen om deze verder
teordenen wat het hergebruik proces zal bevorderen. Het isinde praktijk namelijk zeer aannemelijk dat elementen
uit een donorproject inverschillende afzetprojecten worden ingezet.
2.2 Functioneren van het kanaalplaatelement
Aanvullend op het generieke deel ishet voor kanaalplaatelementen specifiek interessant om op de volgende vragen
antwoorden tevinden:
1 Hoe zijn de elementen onderling en met de rest van de constructie verbonden?
2 Iserinde huidige toepassing sprake van schijfwerking (stabiliteitswerking). Zo ja, op welke manier isdeze schijf-
werking verkregen?
3 Iser gebruik gemaakt van aangepaste elementen of passtroken? Zo ja, waar bevinden deze elementen zich in
het eerder genoemde legplan?
1)Het isrelevant om over informatie met betrekking tot de verbindingen tebeschikken omdat dit informatie kan
geven over de krachtswerking van de elementen inde huidige toepassing. Daarnaast ishet belangrijk om deze
informatie inzichtelijk tehebben voorafgaand aan het demontageproces. De verbindingen zijn namelijk bepalend
voor de losmaakbaarheid van de elementen. De handelingen inhet demontageproces moeten mede afgestemd
worden op basis van de verbindingen.
2)Schijfwerking tussen kanaalplaatelementen heeft als doel om horizontale krachten over tedragen naar de rest
van de constructie. Deze schijfwerking kan op verschillende manieren worden verkregen. De meest voorkomende
manier ishet toepassen van een gewapende druklaag over de elementen. Het isbelangrijk om met de aanwezigheid
van een dergelijke druklaag rekening tehouden inhet demontage- en hergebruikproces.
3)Aangepaste elementen of passtroken zijn elementen die afwijkende maten of vormen hebben. Hierdoor zijn der-
gelijke elementen inde praktijk veelal lastiger voor hergebruik. Het iszaak dat dergelijke afwijkende elementen
worden gelokaliseerd en aangetekend inde documentatie.
2.3 Beoogde afzet
Geen aanvullende informatie
39 Bijlage A:Kanaalplaatelementen
2.4 Aanvullend onderzoek
Het uitvoeren van aanvullend onderzoek isinsommige gevallen relevant. Inonderstaande paragrafen wordt de
relevantie van verschillende soorten onderzoek behandeld.
OPMERKING: Onderstaande paragrafen kunnen helpen om de noodzakelijkheid van aanvullend onderzoek tebepalen.
Wanneer ergetwijfeld wordt over het wel ofniet uitvoeren van aanvullend onderzoek ishet raadzaam om dit in
overleg met de constructeur en betononderhoudskundige tebepalen.
2.4.1 Carbonatatiediepte
Inspecifieke gevallen ishet relevant om de mate van aanwezige carbonatie tebepalen voor de her tegebruiken
elementen. Het volgende stroomdiagram kan helpen met het bepalen van de relevantie van deze onderzoeken.
Figuur A2.1. Relevantie onderzoek naar carbonatatiediepte (eigen figuur)
De onderzijde van een element ishet meest gevoelig voor carbonatatie. Erwordt daarom geadviseerd om de carbo-
natatiediepte en dekking aan de onderzijde van de elementen tebepalen. Wanneer (mogelijke) carbonatatie-geïniti-
eerde schades zijn waargenomen tijdens de visuele inspectie, wordt geadviseerd om de carbonatatiediepte en dekking
op zowel schade- als niet-schadelocaties tebepalen. Inhet generieke deel worden deze onderzoeksmethodes
behandeld. Het wordt geadviseerd om hierbij een betononderhoudskundige tebetrekken.
2.4.2 Chloridegehalte
Inspecifieke gevallen ishet relevant om de eventuele aanwezigheid van chlorides inhet beton tebepalen. Onderstaand
stroomdiagram kan bijdragen inde afweging voor de noodzakelijkheid van de onderzoeken.
CROW-CUR Richtlijn 4:2023 Hergebruik constructieve prefab betonelementen 40
Figuur A2.2. Relevantie onderzoek chloridegehalte (eigen figuur)
Er wordt geadviseerd om het onderzoek aan de bovenzijde van de elementen uit tevoeren. Hierbij zijn met name
de randen en de delen nabij de opleggingen gevoeliger voor indringing van chlorides. Inhet generieke deel worden
deze onderzoeksmethodes behandeld. Het wordt geadviseerd om hier een betononderhoudskundige bij tebetrekken.
OPMERKING: Indien erweinig tot geen gegevens bekend zijn over de originele toepassing (en dus mogelijke bloot-
stelling aan chlorides) van het element, ishet raadzaam om onderzoek tedoen naar de mogelijke aanwezigheid van
chlorides.
2.4.3 Aanwezigheid van Alkali-Silica-Reactie (ASR)
Inde praktijk komt de aanwezigheid van ASR zelden voor bij kanaalplaatelementen. Daarom ishet minder relevant
om standaard onderzoeken uit tevoeren naar de mogelijke aanwezigheid van ASR. Enkel wanneer ersterke vermoe-
dens bestaan dat ASR aanwezig isinhet element wordt geadviseerd om hier een onderzoek naar uit tevoeren.
Eigenschappen van ASR en de methode van onderzoek wordt besproken inhet generieke deel. Een dergelijke
afweging dient gemaakt teworden door een betononderhoudskundige.
2.4.4 Overige aanvullende onderzoeken
Het ismogelijk dat ook andere soorten onderzoek uitgevoerd moeten worden. Er wordt aanbevolen om dit te
bepalen inoverleg met de betononderhoudskundige en constructeur.
2.5 Demontabelheid van het prefab betonelement
Naast de aspecten, als genoemd inhet generieke deel, wordt de demontabelheid van kanaalplaatelementen bepaald
door:
1 Type connectie tussen kanaalplaatelementen en constructie
2 Type oplegging
3 Mate van opvulling van de kelkvoegen
4 Aanwezigheid van een toplaag of constructieve druklaag over de elementen
5 Locatie binnen de constructie en de locatie van de constructie zelf
Erwordt aanbevolen om bovenstaande gegevens tebespreken met de sloper (demontage-aannemer), constructeur
en betononderhoudskundige om zo de juiste afweging voor het demontageproces temaken.
41 Bijlage A:Kanaalplaatelementen
2.6 Waarde voor hergebruik
Geen aanvullende informatie
2.7 Besluit tot demontage
Geen aanvullende informatie
3. Uitvoer demontage
3.1 Algemeen
Een demontageproces lijkt inveel gevallen op een omgekeerd montageproces. Kanaalplaatelementen zijn en worden
veel toegepast waardoor er inde markt ruime ervaring isopgedaan met de montage van kanaalplaatelementen. Er
wordt aanbevolen om deze ervaring tegebruiken voor het inrichten van het demontageproces.
3.2 Demontageplan
3.2.1 (Constructieve) veiligheid gedurende demontage
Inveel gevallen zijn kanaalplaatelementen als vloer toegepast. Naar schatting dragen incirca 80% van deze gevallen
de vloervelden bij aan de stabiliteit van het gebouw. Hierdoor ishet met name van belang om de stabiliteit van het
donorobject tebeschouwen gedurende de demontage. Wanneer de vloerelementen losgemaakt worden van de
constructie zal de schijfwerking van de vloer afnemen ofgeheel vervallen. Het ishierdoor denkbaar dat aanvullende
voorzieningen getroffen moeten worden om de constructieve veiligheid tijdens demontage tegaranderen.
OPMERKING: De constructieve veiligheid tijdens het demontageproces dient voor verschillende stappen van het
demontageproces aangetoond teworden door een constructeur.
3.2.2 Hulpwerk, tijdelijk werk en ondersteuningsconstructies
Door een constructeur moet bepaald worden of aanvullende maatregelen benodigd zijn inhet demontageproces.
3.2.3 Boor-, zaag- en hakwerkzaamheden
Kanaalplaatelementen zijn speciale elementen waarin zich holle delen bevinden inde vorm van kanalen. Het is
essentieel om met deze kanalen rekening tehouden tijdens de uitvoering van boor-, zaag- en hakwerkzaamheden.
Denk bijvoorbeeld aan de kans op bevriezing van water wanneer dit aanwezig isinde kanalen.
Voor kanaalplaten geldt dat sparingen/openingen veelal ter plaatse van het kanaal gemaakt kunnen worden. Het is
inprincipe niet toegestaan om sparingen indammen temaken zonder dit door een constructeur telaten controleren.
Verwerkingsvoorschriften van producenten kunnen relevante inzichten leveren voor dergelijke handelingen. Bij
voorkeur worden zo min mogelijk bewerkingen/aanpassingen gedaan omdat deze de hergebruikpotentie kunnen
verlagen.
OPMERKING: Invrijwel alle gevallen ishet raadzaam om een constructeur teraadplegen wanneer gaten ofsparingen
ineen element gemaakt worden. Dit omdat de elementen een specifieke doorsnede hebben en ervoorspanning
aanwezig isinhet element.
3.2.4 Hinder omgeving
Geen aanvullende informatie.
3.2.5 Kwaliteitsborging
Geen aanvullende informatie.
3.3 Losmaken van prefab betonelementen ?kanaalplaten
Inhet generieke deel zijn verschillende opties behandeld voor het losmaken van prefab beton elementen. Indit
document wordt voor elk van deze technieken besproken hoe en of deze toepasbaar zijn voor de demontage van
kanaalplaatelementen.
3.3.1 Zagen
Het zagen van kanaalplaatelementen ispraktisch goed uitvoerbaar. Door de totale dikte van de kanaalplaatelementen
kunnen deze relatief eenvoudig gezaagd worden met behulp van een diamantzaag. Erwordt hierbij aanbevolen om
CROW-CUR Richtlijn 4:2023 Hergebruik constructieve prefab betonelementen 42
de elementen inlengterichting enkel op de naden tussen twee elementen tezagen, zoals tezien inonderstaande
figuur.
Figuur A3.1. Geadviseerde zaaglocaties (eigen figuur)
OPMERKING: Indien het gewenst isom de breedte van een element aan tepassen, en dus op een andere locatie in
de lengte tezagen, ishet noodzakelijk om dit inoverleg met een constructeur tedoen.
OPMERKING: De praktijk leert dat het demontageproces soepeler verloopt wanneer het eerste element onder een
hoek wordt gezaagd. Daardoor kan het element eenvoudiger uit de constructie worden gehaald.
OPMERKING: Het israadzaam om rekening tehouden met het vrijkomende water inhet demontageproces. Inde
praktijk kan bijvoorbeeld gekozen worden om de elementen niet volledig door tezagen om wateroverlast tevoorkomen.
Indit geval wordt het resterende deel (circa 1cm) eenvoudig afgebroken tijdens verwijderen.
OPMERKING: Bij het zagen moet rekening gehouden worden met de dragende constructie. Deze constructie moet
niet beschadigd worden tijdens de uitvoer.
Inde dwarsrichting, dus haaks op de kanalen, kunnen de elementen tevens gezaagd worden. Dit isimmers een
vergelijkbaar proces als tijdens de productie van de elementen. Er wordt hierbij wel aanbevolen om de elementen
loodrecht op de richting van de kanalen tezagen en niet onder een hoek. Dit vanwege de aanwezige voorspanning.
Het zagen indwarsrichting en dus het inkorten van de elementen dient inoverleg met een constructeur tegebeuren.
3.3.2 Hydrodemolition
Het isniet gebruikelijk om hydrodemolition uit tevoeren inhet demontageproces van kanaalplaatelementen. Het
gebruik van hydrodemolition kan wel interessant zijn wanneer wapening (deels) blootgelegd moet worden of als
in-situ delen verwijderd moeten worden.
3.3.3 Hakken/breken
Hakken/breken wordt meestal maar zeer beperkt en lokaal uitgevoerd tijdens het demontageproces. Het ishierbij
van belang dat dit zorgvuldig gebeurt zodat geen nevenschade ontstaat aan de elementen.
3.3.4 Boren
Het isbij boren, zoals ook besproken in3.2.3, raadzaam om dit (indien mogelijk) enkel ter plaatse van de kanalen te
doen. Wanneer op een andere locatie geboord wenst teworden moet dit inoverleg met een constructeur gebeuren.
3.4 Hijsen
Wanneer de elementen losgemaakt zijn van elkaar en van de rest van de constructie kunnen deze uit het donorgebouw
gehesen worden. Erzijn verschillende hijsmogelijkheden voor kanaalplaatelementen. Inde volgende sub-paragrafen
worden deze methodes en de toepasbaarheid ervan behandeld.
3.4.1 Hijsklem
Het hijsen met behulp van een hijsklem isde meest gebruikte manier bij het verplaatsen van nieuwe kanaalplaatele-
menten. Deze klemmen zijn speciaal ontwikkeld voor kanaalplaten en pakken de elementen aan de zijdes vast. Het
voordeel van deze methode isdat veel kennis over het gebruik van hijsklemmen beschikbaar is. De methode iseen
gecertificeerd en bewezen veilig. Ook ishet een snelle en efficiënte manier van hijsen en erzijn geen voorzieningen
nodig inhet element zelf. Daarnaast isde kans op schades minimaal wanneer op een juiste manier met een hijsklem
wordt gehesen.
43 Bijlage A:Kanaalplaatelementen
Het isniet inelke hergebruiksituatie mogelijk om kanaalplaatelementen tehijsen met behulp van een hijsklem. Een
hijsklem kan enkel gebruikt worden wanneer het randprofiel 100% voldoet aan de randvoorwaarden van de klem
en het bijbehorende certificaat.
Inpraktische zin wordt de mogelijkheid van het gebruik van een hijsklem bepaald door de eventuele aanwezigheid
van een druklaag/toplaag en de mate van opvulling van de kelkvoegen. Wanneer een druklaag/toplaag aanwezig is
op de elementen en/of de kelkvoegen van de elementen zijn opgevuld ishet niet mogelijk om een hijsklem te
plaatsen en dus tehijsen met behulp hiervan. Indeze situatie kan gekozen worden om de aanwezige druklaag/toplaag
en opvulling van de kelkvoegen teverwijderen. Anders dient een andere hijsmethode gekozen teworden.
OPMERKING: Inde praktijk blijkt het lastig om de kelkvoegen schoon temaken en druklaag/toplaag teverwijderen.
OPMERKING: Bij diverse producenten van nieuwe kanaalplaatelementen zijn verwerkingsvoorschriften beschikbaar
voor het gebruik van hijsklemmen. Deze documenten kunnen ook relevante inzichten (voorwaardes) geven voor het
gebruik van hijsklemmen bij hergebruik van elementen. Het israadzaam om dergelijke documenten teraadplegen.
3.4.2 Kettingen
Een andere optie die inveel gevallen toegepast kan worden ishet hijsen met behulp van kettingen. Kettingen kunnen
gebruikt worden als waarbij een druklaag zowel aan- als afwezig is. Daarnaast ishet mogelijk om deze methode te
gebruiken wanneer de kelkvoegen deels of volledig zijn opgevuld.
Bij het gebruik van kettingen worden ergaten inhet element geboord waar kettingen door geplaatst worden. Deze
kettingen worden vervolgens gebruikt om de elementen mee op tehijsen. Het isvan belang dat deze gaten inde
kanalen van het element geboord worden om zo de constructieve sterkte van het element het minst tebeïnvloeden,
zie ook 3.3.4. De locatie van deze gaten dient inoverleg met een constructeur bepaalt teworden. Hierbij ishet
wenselijk dat er geen buiging aan de bovenzijde van de plaat optreedt.
OPMERKING: Bij het hijsen met behulp van kettingen iserveelal de noodzaak om hijsvoorzieningen inde vorm van
een evenaar tegebruiken. De hoek tussen de kettingen en de evenaar (hijsbalk) iseen belangrijk aspect om inover-
weging tenemen tijdens het gebruik van deze methode. Inde NS 3682 [2] wordt gesteld dat de hoek tussen de ket-
tingen en de evenaar maximaal 30 graden mag zijn.
OPMERKING: Inde praktijk isondervonden dat enkel inhet eerste element van een vloerveld vier gaten geboord
moeten worden. De hierop volgende elementen van hetzelfde veld hoeven maar twee gaten tehebben omdat de
ketting aan een zijde langs de plaat geplaatst kan worden. Infiguur A3.1 ishier een voorbeeld van gegeven.
Figuur A3.1. Hijsen met behulp van kettingen [3]
CROW-CUR Richtlijn 4:2023 Hergebruik constructieve prefab betonelementen 44
Figuur A3.2. Schematisatie hijsen met kettingen (eigen figuur)
3.4.3 Hijspunten
Er bestaat de mogelijkheid dat er hijspunten/-voorzieningen inde kanaalplaatelementen aanwezig zijn, hoewel dit
niet gebruikelijk is.Deze punten/voorzieningen zijn tijdens het productieproces van het element gestort inhet beton.
Als de toplaag aanwezig isop het beton ishet zeer lastig om deze oude ophangpunten tevinden en deze vervolgens
vrij temaken. Het isdaarom aan tebevelen om deze punten enkel tegebruiken wanneer ergeen toplaag aanwezig
isop het element. Wanneer hijspunten aanwezig en bereikbaar zijn kunnen deze gebruikt worden om het element
tehijsen. Dit gebeurt op een vergelijkbare manier als bij de plaatsing van (nieuwe) elementen.
OPMERKING: Het zoeken van hijspunten isalleen relevant als ereen indicatie isdat deze aanwezig zijn inde elementen.
Deze indicatie kan bijvoorbeeld bestaan uit originele documentatie waarop deze punten staan aangegeven.
OPMERKING: Het israadzaam om inoverleg met de constructeur teverifiëren ofdeze hijspunten nog voldoen.
3.4.4 Hijssleutels
Een hijsmethode die ook voor nieuwe elementen, met name passtroken, wordt gebruikt, ishijsen door middel van
hijssleutels. Het gebruik van deze methode istevens mogelijk inhet demontageproces voor hergebruik. Het isechter
niet aan tebevelen om deze methode tegebruiken als er geen sparingen voor hijssleutels zijn opgenomen inde
elementen. Wanneer dergelijke sparingen ontbreken wordt aanbevolen om tehijsen met kettingen zoals besproken
in3.4.2.
OPMERKING: Wanneer wordt gehesen met hijssleutels wordt een puntlast geïntroduceerd op de kanaalplaat. Dit is
mogelijk problematisch. Voordat ermet hijssleutels wordt gehesen dient een constructeur de situatie tebeoordelen.
OPMERKING: Het hijsen met behulp van hijssleutels iseen inde praktijk relatief vaak toegepaste methode. Hierdoor
zijn erdiverse documenten (verwerkingsvoorschriften van producenten) beschikbaar die de aandachtspunten
behandelen omtrent het gebruik van hijssleutels. Dergelijke documenten zijn verkrijgbaar bijproducenten van nieuwe
elementen. Het isaanbevolen om deze documenten toe teraadplegen wanneer overwogen wordt om met hijssleutels
tewerken.
3.5 Vervoer
Na het uithijsen van de elementen kunnen deze getransporteerd worden naar de tijdelijke opslaglocatie, of idealiter
direct naar het nieuwe project die mogelijk zelfs op dezelfde locatie is.Het transport van deze elementen vindt veelal
plaats via de weg, maar het isook mogelijk dat de elementen via het water naar de nieuwe locatie worden gebracht.
Vanuit duurzaamheidsoverwegingen heeft transport over water vaak de voorkeur. Het isvan belang dat er tijdens
dit transport geen schades aan de kanaalplaten ontstaan. Daarom moeten de elementen met zorg getransporteerd
45 Bijlage A:Kanaalplaatelementen
worden. Dit betekent dat de elementen tijdens transport opgelegd moeten worden op baddingen of stophout. Het
ondersteunen moet gebeuren aan de uiteindes van de platen. Ermoet wel rekening gehouden worden met voldoende
overstek. Het isafhankelijk van het type plaat hoeveel overstek aangehouden dient teworden. Daarnaast moet er
tijdens transport rekening gehouden worden met het aantal elementen dat op elkaar gestapeld wordt. Dit isook
afhankelijk van het type element en dient nader bepaald teworden inoverleg met de constructeur en betononder-
houdskundige.
OPMERKING: Transport van hergebruikte kanaalplaten isvergelijkbaar met transport van nieuwe elementen. Erisveel
kennis en ervaring beschikbaar over het transport van kanaalplaten. Daarom wordt geadviseerd om deze kennis ook
tegebruiken inhet hergebruikproces. Informatie over het gebruik van baddingen, de benodigde overstek en de
hoogte van stapelen zijn tevinden inverschillende verwerkingsvoorschriften voor nieuwe elementen die beschikbaar
zijn via producenten.
4. Activiteiten tussen demontage en implementatie
4.2 Vakbekwaamheid en Kwaliteitsborging
Geen aanvullende informatie.
4.3 Intake
Geen aanvullende informatie.
4.4 Opslag
De tijdelijke opslag van kanaalplaten dient met zorg tegebeuren omdat anders ongewenste schades kunnen
optreden. Bij het opslaan van kanaalplaten zijn, naast de genoemde aspecten inde generieke richtlijn, onder andere
de volgende zaken essentieel:
1 Gebruik van stophout
2 Stapelhoogte
3 Milieuklasse
4 Tijdsduur
5 Water inde kanalen
1 Wanneer kanaalplaatelementen worden opgeslagen ishet van belang om stophout onder en tussen de elementen
teplaatsen. De verschillende lagen stophout dienen boven elkaar, inéén lijn, geplaatst teworden. Daarnaast zijn
erdiverse eisen waaraan stophout moet voldoen. Het israadzaam om verwerkingsvoorschriften van nieuwe ele-
menten teraadplegen.
2 Kanaalplaatelementen kunnen niet ongelimiteerd opgestapeld worden. Wanneer erteveel elementen op elkaar
worden gestapeld zal dit zorgen voor beschadigingen aan de onderste elementen. De maximale stapelhoogte
moet inoverleg met een constructeur bepaald worden en zal inde ordegrootte vier tot zes elementen zijn.
3 De milieuklasse van het element (en de betondekking) inhet donorobject moet inoverweging genomen worden
wanneer de elementen (langdurig) worden opgeslagen. Als elementen uit een droog milieu komen en (langdurig)
buiten worden opgeslagen, kunnenschades ontstaan. Erwordt aanbevolen om een betononderhoudskundige te
betrekken inde afwegingen voor de opslaglocatie en -duur.
4 Wanneer de elementen voor zeer lange tijd zijn opgeslagen ishet aannemelijk dat ernieuwe schades zijn ontstaan.
Het israadzaam om de opslagperiode zowel mogelijk tebeperken. Wanneer de opslagperiode lang isdient een
aanvullende inspectie uitgevoerd teworden.
5 Tijdens het demontageproces of gedurende de opslag kan erwater inde kanalen van de elementen komen. Het
iswenselijk om maatregelen tetreffen zodat dit water niet inde kanalen blijft staan. Dit water kan namelijk
bevriezen, wat schades aan de elementen kan veroorzaken. Maatregelen kunnen bijvoorbeeld bestaan uit gaten
aan de onderzijde van de kanalen, of het opslaan onder afschot.
OPMERKING: Het opslaan van herbruikbare elementen isvergelijkbaar met het opslaan van nieuwe elementen. Voor
de opslag van nieuwe elementen zijn diverse documenten beschikbaar bij producenten van nieuwe elementen. Het
israadzaam om deze documenten teraadplegen.
OPMERKING: Het isvan belang dat het labelen van de elementen voorafgaand aan de demontage en opslag gebeurd
is.Daarnaast ishet van belang dat deze informatie bij de elementen blijft, ook tijdens opslag. De manier van labelen
CROW-CUR Richtlijn 4:2023 Hergebruik constructieve prefab betonelementen 46
moet afgestemd worden met de locatie en tijdsduur van opslag. Denk hierbij aan labels die kunnen vervagen door
weersinvloeden.
4.5 Bewerken van het element
4.5.1 Inkorten en/of aanpassen kruisingshoek
Bij kanaalplaatelementen ishet inkorten van elementen zeer goed mogelijk. Erprojecten uitgevoerd waarbij elementen
tot 50% van de originele lengte zijn ingekort. Inkorten van elementen moet altijd gebeuren inoverleg met een con-
structeur.
4.5.2 Verwijderen in-situ delen
Geen aanvullende informatie.
4.5.3 Boren van gaten
Zoals ook besproken in3.2.4 wordt aanbevolen om door de kanalen van het elementen teboren. Het isveelal goed
mogelijk om op deze locaties gaten temaken. Bij het boren van gaten ishet altijd aanbevolen om de constructeur
tebetrekken.
4.5.4 Opruwen van oppervlakken
Geen aanvullende informatie.
4.5.5 Overige bewerkingen
Geen aanvullende informatie.
4.6 Afwerken /herstel van schades
4.6.4 Herstel aan wapening en/of voorspanning
Bij kanaalplaatelementen mogen de voorspanstrengen aan de uiteindes van het element blootliggen. Dit is, anders
dan bij veel andere voorgespannen prefab elementen, geen probleem en normatief toegestaan.
4.7 Oplevering
Inalgemene zin ishet bij kanaalplaatelementen van belang dat alle gegevens en handelingen goed gedocumenteerd
worden en bij het element blijven. Dit omdat het denkbaar isdat elementen naar verschillende afzetlocaties gaan.
5. Voorbereidingsfase (nieuw)bouwproject ?toepassing van hergebruikte elementen
5.1 Inpassing element in nieuw ontwerp
Wanneer hergebruikte kanaalplaatelementen worden ingepast ineen nieuw ontwerp ishet van belang om onder
andere de volgende aspecten ter overweging tenemen:
1 De leeftijd van de elementen.
2 De mogelijkheid dat elementen niet volledig schoon (vrij van in-situ delen) zijn.
3 De oorsprong van de elementen.
1)Omdat de elementen ineen voorgaande toepassing zijn gebruikt isteverwachten dat het uithardingsproces van
het beton ineen zeer ver gevorderd stadium verkeerd. Dit betekent dat, door de afwezigheid van vocht inhet beton,
ervrijwel geen aanvullende krimp meer zal optreden. Hiermee kan rekening gehouden worden inhet nieuwe ontwerp.
OPMERKING: Een constructeur kan gebruik maken van een mogelijke sterkteontwikkeling van de druksterkte van
beton, als de huidige druksterkte met proeven isbepaald.
2)Inde praktijk ishet goed mogelijk dat de elementen niet volledig schoon zijn wanneer deze toegepast worden in
een nieuw bouwwerk. Het ismogelijk dat de kelkvoegen nog opgevuld zijn, ofdat ernog een druklaag op het element
zit. Met een dergelijke situatie dient rekening gehouden teworden inhet ontwerp. Wanneer de kelkvoegen nog
opgevuld zijn ishet niet mogelijk om deze tevullen inde nieuwe situatie. Daarom kunnen er geen drukdiagonalen
ontstaan tussen de elementen inhet nieuwe gebouw, wat als gevolg heeft dat er vrijwel geen schijfwerking kan
optreden. Dit betekent tevens dat niet met lastspreiding gerekend mag worden. De aanwezigheid van een druklaag
moet tevens meegenomen worden inde herberekening van de donorelementen.
47 Bijlage A:Kanaalplaatelementen
OPMERKING: Wanneer de elementen niet volledig schoon zijn en ertoch schijfwerking gewenst is,moeten aanvullende
(mechanische) verbindingen worden aangebracht. Dergelijke maatregelen moeten door een constructeur bepaald
worden.
3)De oorsprong van de elementen iseen belangrijk aspect om mee tenemen inhet nieuwe ontwerp. Het kan bij-
voorbeeld voorkomen dat kanaalplaatelementen uit verschillende donorobjecten hergebruikt gaan worden inhetzelfde
afzetproject. Wanneer een deel van de elementen bijvoorbeeld isingekort vanuit de donorsituatie, ishet aannemelijk
dat deze elementen zich anders zullen gedragen dan elementen die de oorspronkelijke lengte hebben. Het ishierom
erg belangrijk dat de documentatie van de elementen sluitend is.
5.2 Bouwregelgeving ?bevoegd gezag
Voor kanaalplaatelementen gelden de volgende specifieke normen:
NEN-EN 1168:2005+A3:2011, Vooraf vervaardigde betonproducten -Kanaalplaatvloeren
NEN-EN 6726-2:2023, Aanvullende regels voor toepassing van vooraf vervaardigde betonproducten inconstructies
-Deel 2:Kanaalplaatvloeren
6. Realisatie en oplevering ?toepassing van hergebruikte elementen
6.1 Hijs-/transportplan
Het hijs-/transportplan van hergebruikte kanaalplaatelementen kan ingrote lijnen vergelijkbaar zijn als het plan bij
nieuwe elementen. De kennis en ervaring die opgedaan isinhet 'standaard' proces waarbij nieuwe elementen worden
toegepast kan gebruikt worden bij hergebruik van elementen.
Bij het hergebruik van elementen ishet van belang dat de diverse handelingen worden afgestemd op de donorele-
menten. Zo ishet bijvoorbeeld noodzakelijk om de hijsmethode aftestemmen op de situatie waarin de elementen
verkeren, zoals ook besproken in3.4.
OPMERKING: Het israadzaam om de ervaringen en lessen uit het demontageproces tegebruiken bij het opstellen
van het hijs- en transportplan bij de nieuwe toepassing van de donorelementen.
6.2 CE-markering
Geen aanvullende informatie.
6.3 Opleverdossier
Inveel gevallen zullen een groot aantal elementen beschikbaar komen uit een donorgebouw. Het ishierbij denkbaar
dat deze elementen verschillende bestemmingen krijgen. Wanneer deze elementen opnieuw worden ingezet ishet
essentieel dat alle gegevens beschikbaar blijven bij het element. Alle bevindingen, gegevens en handelingen moeten
vermeld worden inhet elementendossier, wat ten allen tijden verbonden blijft aan het element.
OPMERKING: Momenteel isergeen gestandaardiseerde manier waarop een elementendossier wordt opgesteld.
Referenties
Indeze bijlage van de richtlijn worden de volgende normen, referenties en aanbevelingen genoemd, waarvan gebruik
isgemaakt bij het opstellen van onderhavige bijlage:
Vooraf vervaardigde betonproducten -Kanaalplaatvloeren NEN-EN 1168:2005+A3:2011
Aanvullende regels voor toepassing van vooraf vervaardigde betonproducten
inconstructies -Deel 2:Kanaalplaatvloeren
NEN-EN 6726-2:2023
Hollow core slabs for reuse NS3682:2022
CROW-CUR Richtlijn 4:2023 Hergebruik constructieve prefab betonelementen 48
i.M. Daatselaar, ?Protocol hergebruik kanaalplaatvloerdelen," SKG-IKOB, 2020. [1]
Norwegian Standard, ?Hollow core slabs for reuse," Standard Norge, Oslo, Noorwegen ,2021. [2]
Provincie Gelderland, ?Prinsenhof A-Aftermovie Startevent 14 april 2022," 2022. [Online]. Available:
https://www.youtube.com/watch?v=-mMaZttwUSw&t=24s.
[3]
49 Bijlage A:Kanaalplaatelementen
Bijlage B: Geprefabriceerde voorgespannen brugliggers
Inleiding
Doel
Deze productspecifieke bijlage van de CROW-CUR richtlijn 'hergebruik constructieve prefab betonelementen' geeft
aanvullende richtlijnen om geprefabriceerde betonnen brugliggers her tegebruiken innieuw teontwerpen bruggen
en viaducten, of bestaande bruggen of viaducten waar brugliggers aan worden toegevoegd.
Algemene overwegingen inhet hergebruik van prefab betonelementen zijn weergegeven indeze richtlijn. Deze
richtlijn iszeker niet allesomvattend en geadviseerd wordt om bij elk project zelfstandig tebepalen ofalles compleet
en afdoende isomschreven en uitgewerkt. Hergebruik van prefab betonelementen isnog een redelijk jong gebied
waar nog volop ontwikkelingen zijn op het gebied van technieken, methodieken, testen en regelgeving.
Leeswijzer
Deze productspecifieke bijlage geeft aanvullende aanbevelingen op de hoofdtekst uit CROW-CUR Richtlijn Hergebruik
constructieve prefab betonelementen. Deze bijlage dient dan ook altijd insamenhang met de hoofdtekst gelezen
teworden. Ingeval van tegenstrijdigheden isde productspecifieke bijlage leidend.
Termen en definities
Prefab brugligger
Vooraf vervaardigd betonproduct voor constructieve toepassing inbruggen en viaducten zoals bedoeld inNEN-EN
15050. Deze bijlage isgeschreven vanuit fabrieksmatig, niet zijnde een veldfabriek ofprefab werkterrein, geproduceerde
brug-/viaductliggers.
1. Huidige situatie/exploitatie
1.1 Opstellen dossier bestaand(e) constructie /element
Zie ook hoofdstuk 5(archiefonderzoek) en bijlage 2van CROW-CUR aanbeveling 124:2019 'Constructieve Veiligheid
bestaande bruggen en viaducten van decentrale overheden'.
1.2 Opstellen elementendossier kwaliteit prefab betonelement
1.2.3 Inkaart brengen wapenings-/voorspanconfiguratie bij ontbreken van ontwerpgegevens
Bij het ontbreken van (delen van) de ontwerpgegevens moet minimaal de voorspanning, de beugelwapening en
(indien van toepassing) de aansluitwapening tussen brugligger en later gestorte onderdelen (zoals een druk(vul)laag)
inkaart worden gebracht.
De voorspanning moet inkaart worden gebracht waarbij minimaal het aantal strengen en de posities aan de einden
bepaald wordt door middel van telling, inmeting en vastlegging met foto's. Het type streng en de staalkwaliteit zijn
gestandaardiseerd. Ter controle dient de 'diameter' van de voorspanstrengen opgemeten teworden. Merk op dat
de verschillen voor 7-draadsstrengen tussen de veelvuldig toegepaste ½" (12.7 mm) strengen en de huidige 12.9/13.0
mm 7-draadsstrengen zeer beperkt isen veelal niet eenduidig met een meting bepaald kan worden. Indien het ver-
moeden bestaat dat de grotere strengen aanwezig zijn dan kan dit het beste door weging bepaald worden. Voor
een meting isvoldoende lengte (bijv. 1m) benodigd.
OPMERKING: Indien een (eind)dwarsdrager aanwezig iszal deze gesloopt ofvan de ligger afgezaagd moeten worden
om de voorspanning inkaart tekunnen brengen.
De posities van de beugelwapening inhet lijf dienen bepaald teworden door middel van een radarscan en/of een
dekkingsmeter. Op een enkele plaats dient de positie van de beugelwapening geverifieerd teworden door middel
van destructief onderzoek door de betondekking teverwijderen met een sloophamer. Op deze locatie kan tevens
de diameter en de staalkwaliteit worden bepaald. Het bepalen van de staalkwaliteit kan vaak alop basis van profilering
van de staaf incombinatie met standaardisatiegegevens van de originele leverancier/producent.
Bij brugelementen waarbij aansluitwapening tussen ligger en later gestorte onderdelen (zoals een druk(vul)laag)
verwacht worden dient de hoeveelheid, diameter en staalkwaliteit van de wapening onderzocht teworden. Dit kan
CROW-CUR Richtlijn 4:2023 Hergebruik constructieve prefab betonelementen 50
door de druklaag lokaal teverwijderen om zo de h.o.h.-afstand teverifiëren en de diameter van de aansluitwapening
tebepalen. De staalkwaliteit kan veelal op basis van de profilering van de staaf worden bepaald. De h.o.h.-afstand
van de aansluitwapening kan eerst bepaald worden door een radarscan en/of een dekkingsmeter. De aansluitwapening
kan echter lastig tefilteren zijn door de wapening inde nog aanwezige (oude) druklaag.
Duurzaamheid en dekking
Indien niet aan de inNEN-EN 1992-1-1 gestelde eisen met betrekking tot de betondekking wordt voldaan, kan vol-
doende bescherming van het wapenings- en/of voorspanstaal worden aangetoond op basis van onderzoek naar
chloride-indringing en carbonatatiediepte.
Hiervoor dient de voortgang van het aantastingsmechanisme inhet eerste gebruik teworden geëxtrapoleerd tot
het eind van de geplande ontwerplevensduur bij hergebruik volgens CUR-aanbeveling 121.
OPMERKING: Dit isafhankelijk van de van toepassing zijnde milieuklassen inhet huidige gebruik en bij hergebruik,
én eventuele gebreken aan de constructie (lekkende voegen) tijdens het eerste gebruik.
1.2.4 Carbonatatiediepte
Carbonatatie is,indien geen schade aan het element zichtbaar isingeleid door carbonatatie, geen directe aanleiding
om aanvullend onderzoek aan geprefabriceerde brugliggers uit tevoeren voor hergebruik.
OPMERKING: Geprefabriceerde brugliggers zijn doorgaans vervaardigd uit een betonsoort met een groot gedeelte
Portlandcement met een lage water/cementfactor (circa 0.40). Van een dergelijke betonsamenstelling isbekend dat
de carbonatatiesnelheid, en dus ook de carbonatatiediepte, zeer gering is.Een betondekking van 35 mm isruimschoots
voldoende om een ontwerplevensduur van minimaal 200 jaar tebehalen.
Indien aanvullend onderzoek wordt uitgevoerd voor bijvoorbeeld het bepalen van de betondruksterkte kan eenvoudig
de carbonatatiediepte onderzocht worden. Indat geval wordt aanbevolen de carbonatatiediepte tebepalen van de
voor dat onderzoek geboorde kernen. De aanvullende kosten zijn indat geval namelijk zeer beperkt.
OPMERKING: Dit betreft een onderzoek naar diepte-indringing, deze kern moet dus uit de betondekking worden
genomen.
1.2.5 Chloridegehalte
Onderzoek naar chloride-indringing ofwel aantasting door vorstdooi(zout) isleidend.
1 Als onderzoek naar de indringing van chloriden noodzakelijk wordt geacht (zie Figuur B1.1) dan zijn de meerkosten
voor onderzoek naar carbonatatie en ASR dermate gering dat deze eveneens uitgevoerd kunnen worden.
2 Als onderzoek naar de indringing van chloriden niet noodzakelijk wordt geacht (zie Figuur B1.1) dan mag onderzoek
naar carbonatatie en ASR eveneens als niet noodzakelijk worden geacht.
51 Bijlage B:Geprefabriceerde voorgespannen brugliggers
Figuur B1.1. Stroomschema noodzaak onderzoek aan prefab brugliggers
OPMERKING: Voor geprefabriceerde elementen inde weginfrastructuur zijn de belangrijkste aantastingen vanuit de
omgeving vorst incombinatie met dooizouten en indringing van sulfaten (chloriden). Inbeide gevallen kan schade
voorkomen worden door toepassing van een voldoende lage watercementfactor: ?0.45. Inprefab brugelementen
isen wordt altijd (ruimschoots) aan deze eis voldaan vanwege het ontkisten en het aanbrengen van voorspanning na
circa 16 uur. Het prefabbeton met hoge sterkte heeft namelijk een zeer lage water-cementfactor van minder dan 0,4
en dus een veel dichtere microstructuur dan standaard beton waarop de dekkingseisen zijn gebaseerd. Aantasting
van het beton door deze mechanismen wordt dan ook inverreweg de meeste gevallen niet verwacht. Onderzoek
op diverse prefab liggers bevestigd dat de carbonatatiediepte en de chloride-indringing hierdoor verwaarloosbaar
zijn. Voorwaarde hiervoor isdat ergeen sprake isvan schades ofandere gebreken zoals genoemd infiguur B1.1
gedurende de gehele toepassingsperiode van het element inde huidige constructie.
1.2.6 Alkali-silicareactiviteit (ASR)
Indien bij een visuele beoordeling van geboorde kernen voor overig aanvullend onderzoek geen aanwijzingen worden
gevonden voor aantasting van het beton door ASR, dan ishet onwaarschijnlijk dat schadelijke ASR zich nog gaat
ontwikkelen en hoeft geen aanvullend onderzoek ten aanzien van ASR uitgevoerd teworden.
Indien geen overig aanvullend onderzoek wordt uitgevoerd kan door onderzoek aan slijpplaatjes van het beton (in
plaats van kernen boren) beoordeeld worden of er reactief toeslagmateriaal aanwezig isen of er reeds reactiepro-
ducten zijn gevormd.
1.2.7 Betonsterkteklasse
Indien een geprefabriceerde brugligger geen 'zichtbare verschijnselen' vertoont, zoals bedoeld inartikel 3.5 van NEN
8700, en ergeen directe reden isom tetwijfelen aan de toestand van het geprefabriceerde element en deze gemaakt
isvan normaal beton mag:
Voor geprefabriceerde liggers tussen 1967-1975 op basis van grootschalig onderzoek naar de betondruksterkte
van geprefabriceerde liggers tussen 1967-1975 van Spanbeton &Liesbosch uitgegaan worden van de betonsterk-
teklasse C70/85. Hierbij moet wel de kt-factor van 0.85 meegenomen worden voor het bepalen van de reken-
waarden;
Voor geprefabriceerde liggers tussen 1976-1994 mag op basis van de ontwerpvoorschriften uitgegaan worden
van de betonsterkteklasse C43/52.5;
Voor geprefabriceerde liggers vanaf 1995 mag op basis van de ontwerpvoorschriften uitgegaan worden van de
betonsterkteklasse C53/65.
OPMERKING: Indien op basis van de ontwerpsterkteklasse de constructieve veiligheid ten aanzien van de dwarskracht-
capaciteit van geprefabriceerde liggers niet aangetoond kan worden, kunnen aanvullende betondrukproeven worden
gedaan om een hogere betonsterkteklasse, en daarmee een hogere dwarskrachtcapaciteit aan tetonen. De verwachting
isdat gelijke sterktes worden gevonden als inhet grootschalig onderzoek, omdat benodigde betonsterkte wordt
CROW-CUR Richtlijn 4:2023 Hergebruik constructieve prefab betonelementen 52
bepaald door het productieproces waarin men na 16uur wil kunnen ontkisten. Erismomenteel echter nog onvoldoende
data beschikbaar om een aanbeveling tedoen voor een hogere minimale betonsterkteklasse voor liggers buiten de
periode 1967-1975.
Steekproeven worden uitgevoerd om representatieve waarden tevinden voor de groep her tegebruiken elementen
uit één object. Voor prefab liggers geldt dat aanvullend op de NEN-normen de RTD 1021 van toepassing isvoor de
beoordeling van de druk- en splijttreksterkte. Voor het bepalen van de betondruksterkte zijn 6druksterkte- en 3
splijttreksterkte-resultaten per steekproef nodig.
Voor het minimumaantal monsters wordt verwezen naar Tabel 17 uit NEN-EN 206 +NEN 8005 voor het beoordelen
van de conformiteit bij een "Vervolgproductie" voor beton geleverd met certificaat voor productiecontrole. Hieruit
volgt het minimumaantal monsters van 1per 400 m3of 1per 5productiedagen of 1per kalendermaand.
Voor prefab liggers kan worden uitgegaan van minimaal 1monster per 10 liggers. Dit isgebaseerd op een productie
van 2liggers per dag, uitgaande van 2voorspanbanken en 2liggers achter elkaar per voorspanbank, voor liggers tot
circa 30 meter lengte. Hierbij is1monster per 5productiedagen maatgevend.
OPMERKING: Voor de lengte van de elementen moet uitgegaan worden van de originele fabriekslengte.
Indien het aantoonbaar isdat dezelfde brugelementen voor meerdere objecten binnen één contract zijn geleverd,
mogen deze brugelementen voor het bepalen van de betonsterkteklasse worden beschouwd als één groep. Zo zijn
de resultaten van steekproeven representatief voor de brugelementen uit aldeze objecten. Voorwaarde isdat de
elementen van beide objecten geen schades hebben die invloed hebben op de weerstand (constructieve veiligheid).
Voor het bepalen van de betonsterkteklasse wordt aanbevolen om de boorkernen uit het lijf van de ligger tenemen
op circa 3muit het liggereind, 0.25 Len 0.50 L.Waarin 'L' de lengte van de ligger bij hergebruik is.Dit voorkomt het
beschadigen van kritische voorspanning en kritische delen van het beton ten aanzien van dwarskracht.
1.2.8 Bepalen van de staalkwaliteit
Een overzicht van voorspansystemen die inhet verleden veelal zijn toegepast wordt gegeven inparagraaf 4.5 van
het TNO-rapport RBK 1.2 Achtergrondrapport Beton.
OPMERKING: Het kwam inhet verleden voor dat twee verschillende staalkwaliteiten werden toegepast inéén prefab
brugligger (hoofd-, bijleg en/of (gesplitste)beugelwapening).
1.2.10 Proefbelasten
Bij het proefbelasten van een prefab ligger zonder druklaag, waar deze normaliter wel op wordt toegepast, dient
men errekening mee tehouden dat een andere krachtswerking wordt beproefd. Bij het proefbelasten van de ligger
zonder druklaag wordt de capaciteit van enkel de ligger direct gevonden. De capaciteit van de samengestelde
doorsnede (in het beoogde toekomstige gebruik) wordt niet direct gevonden.
2. Voorbereiding demontagewerkzaamheden met vrijkomende elementen
2.1 Functioneren van het prefab betonelement
Indien een tand-/nokoplegging aanwezig is,zal deze erinde meeste gevallen afgehaald moeten worden. Het bijko-
mend voordeel hiervan isdat de overspanning en daardoor ook het buigend moment afneemt.
Elementen toegepast ineen statisch onbepaald systeem moeten insommige gevallen worden ingekort inverband
met het losmaken van de 'natte knoop' (zie par. 3.2).
OPMERKING: Als een element uit een statisch onbepaald systeem wordt hergebruikt ineen statisch bepaald systeem,
nemen de buigende (veld)momenten voor de nuttige belasting toe. Aan de andere kant zorgt dit voor een effectieve
afname van de dwarskracht.
2.4 Aanvullend onderzoek
Zie Figuur B1.1 inparagraaf 1.2.5.
53 Bijlage B:Geprefabriceerde voorgespannen brugliggers
2.5 Demontabelheid van het prefab betonelement
OPMERKING: Het vereist aanzienlijk meer werk om elementen die zijn toegepast ineen statisch onbepaald systeem,
veelal gerealiseerd met een 'natte knoop', vrij temaken.
Druklaag
Bij de aanwezigheid van een druklaag zal deze altijd tussen de liggers, inlengterichting, onderbroken moeten worden
(bijvoorbeeld door tezagen) om de liggers per element uit tekunnen nemen.
De meest voor de hand liggende methode ishet zagen met een bladzaag. Met een zaagblad isinéén zaagsnede
een diepte tot 30 cm mogelijk. Voor de in-situ druklaag, die inde praktijk altijd dunner isdan 30 cm, iséén snede
dus altijd afdoende. Voorwaarde iswel dat het asfalt er voldoende afisgefreesd.
Figuur B2.2. Doorzagen van dedruklaag met een bladzaag
OPMERKING: Gekozen kan worden om de druklaag (net) niet inéén keer door tezagen zodat koelwater van de zaag
inde eerste fase geen verkeershinder kan veroorzaken. Ineen tweede fase hoeft dan slechts een beperkte resterende
dikte van de druklaag doorgezaagd teworden. Dit kan resulteren ineen kortere periode met hinder.
OPMERKING: Onderzocht kan worden of het efficiënter is om liggers met druklaag als tweetal (als ?-ligger) te
demonteren. Dit is afhankelijk van het transport (omvang, gewicht en hijsvoorziening).
Dwarsdragers
Het isgewoonlijk dat bij omgekeerde T-liggers (eind)dwarsdragers zijn en worden toegepast (zie Figuur B2.3).
Bovendien zijn de tussensteunpunten van ongeveer de helft van de bestaande constructies statisch onbepaald
gemaakt.
CROW-CUR Richtlijn 4:2023 Hergebruik constructieve prefab betonelementen 54
Figuur B2.3. Einddwarsdrager bij eindsteunpunt
De methode voor het losmaken van deze verbinding(en) isafhankelijk van de constructiehoogte. Als vuistregel kan
het volgende worden aangehouden:
tot 90 cm kan gebruik gemaakt worden van een zaagblad;
vanaf 90 cm kan men zagen met een lintzaag, of overlappende verticale boorkernen boren tussen elke ligger.
OPMERKING: Tijdens het zagen met een bladzaag ontstaat ereen waterstraal inde zaagrichting.
OPMERKING: Het gebruik van een lintzaag isalleen mogelijk als het lint om de dwarsdrager kan worden gewikkeld.
OPMERKING: Bij het verticaal boren van overlappende boorkernen geldt: hoe groter de diameter, hoe minder gaten
geboord hoeven teworden (gunstig voor doorlooptijd) en hoe kleiner de diameter, hoe kleiner de beschadigingen
aan de tehergebruiken ligger. Inhoeverre dit nadelig is,isafhankelijk van de toepassing bij hergebruik (inkorten). Men
kan ter indicatie rekening houden met een boordiameter van 100 mm tot 150 mm.
OPMERKING: Over het algemeen kan bij het boren het benodigde koelwater ongehinderd buiten het wegverkeer
naar beneden stromen.
Bij tussensteunpunten zijn er twee uitvoeringen:
Scenario 1waarbij de overspanningen met een (buigslappe) voeg zijn uitgevoerd en de liggers niet constructief
met elkaar verbonden zijn (statisch bepaald systeem). Indit scenario ishet voldoende om de ligger langs de zij-
kanten van de kop vrij temaken (zie Figuur B2.4).
Scenario 2waarbij de overspanningen statisch onbepaald zijn gemaakt door deze tekoppelen met een inhet
werk gestorte betonnen dwarsdrager. Indit scenario moet de ligger langs de zijkanten én aan de achterzijde van
de kop vrijgemaakt worden (U-vormig) (zie Figuur B2.4).
OPMERKING: Inscenario 2wijzigt de krachtswerking. Echter, tijdens de bouw van het viaduct en het storten van de
druklaag konden de liggers (zonder druklaag) deze krachtswerking ook statisch bepaald dragen. Met de aanwezige
druklaag ishet draagvermogen fors hoger, waardoor het loskoppelen van twee statisch onbepaalde overspanningen
bij een tussensteunpunt toelaatbaar is.
55 Bijlage B:Geprefabriceerde voorgespannen brugliggers
Figuur B2.4.Losmaakbaarheid bij buigslappe voeg (scenario 1)en statisch onbepaald tussensteunpunt (scenario 2)
Vanwege de hoogte van de constructie (prefab ligger +druklaag +restant asfalt) wordt vaak gekozen voor het boren
van verticaal overlappende gaten voor het vrijmaken van prefab liggers met dwarsdragers (zie Figuur B2.5).
Figuur B2.5. Losmaakbaarheid door het boren van overlappende gaten
Inkorten bij demontage
Gekozen kan worden om de liggers bij demonteren reeds intekorten om het demonteren mogelijk teversnellen.
Indit scenario wordt een tijdelijke ondersteuning voor het steunpunt geplaatst die de ligger(s) opvangt na het
doorzagen of boren. Zo kan makkelijker gebruik gemaakt worden van een lintzaag. Hierbij dient minimaal rekening
teworden gehouden met:
Wijziging van het krachtsverloop ten gevolge van het doorzagen/boren van voorspanning
Wijziging van het krachtsverloop ten gevolge van het verplaatsen van het oplegpunt, van (tussen)steunpunt naar
tijdelijke oplegging (in relatie tot voorspanning)
Zetting van de tijdelijke ondersteuning (ten gevolge van belasting uit liggers)
2.6 Waarde voor hergebruik
2.6.1 Milieuwaarde
De potentiële milieuwaarde van hergebruik van brugliggers isrelatief groot. Een casus SBIR Circulaire Viaducten)
laat zien dat bij het realiseren van een viaduct met brugliggers van 70 m lang en 15 m breed over de realisatie van
CROW-CUR Richtlijn 4:2023 Hergebruik constructieve prefab betonelementen 56
het hele viaduct 45% minder CO 2wordt uitgestoten wanneer hergebruikte liggers worden toegepast. Voor de ligger
zelf was een besparing van ruim 70% berekend.
OPMERKING: De resultaten van deze casus zijn projectspecifiek. Ieder project isanders en zal resulteren inandere
waarden. De waarden van de casus worden echter gezien als representatief.
2.6.5 Financiële waarde
Op dit moment isreguliere sloop en hergebruik als granulaat financieel voordeliger dan hoogwaardig hergebruik
van betonelementen inclusief MKI.
De kosten voor het demonteren van elementen zijn momenteel veel hoger dan de kosten voor tra
Reacties