1
Aanbeveling 114
TOEZICHT OP DE REALISATIE
VAN PAALFUNDERINGEN
In de bouwwereld speelt "kwaliteit", net als in andere disciplines, een belangrijke rol.
Een eenduidige en deskundige kwaliteitscontrole bij de realisatie van paalfunderingen
wordt steeds belangrijker.
De ontwikkeling van verschillende contractvormen, de verdeling van risico's over de
betrokken partijen en een veranderende tijdgeest (werkdruk, claimcultuur, nieuwe con-
tractvormen..) ondersteunen deze constatering. Met name onduidelijkheid over het
belang van toezicht en gebrek aan eenduidigheid op dit gebied, draagt ertoe bij dat toe-
zicht op de realisatie van funderingspalen niet de aandacht krijgt die het verdient.
Deze CUR-Aanbeveling heeft tot doel duidelijkheid en uniformiteit te verschaffen over
de taken en verantwoordelijkheden van de toezichthouder. Voorts is ernaar gestreefd
inhoud te geven aan de benodigde "deskundigheid" van de toezichthouder, alsmede aan
het uitdragen van de toegevoegde waarde bij beheersing van kwaliteit en projectspecifie-
ke geotechnische risico's. Realisatie van deze doelen verschaft de betrokken partijen
meer duidelijkheid en begrip over de rol van gedegen toezicht bij de realisatie van paal-
funderingen.
Deze CUR-Aanbeveling is bedoeld voor de volgende instanties, bedrijven en personen:
- toezichthouders
- funderingsbedrijven
- aannemers
- bestekschrijvers
- constructeurs
- adviesbureaus
- verzekeraars
- bevoegd gezag
Deze CUR-Aanbeveling is opgesteld door CUR-commissie VC 90 "Toezicht op de reali-
satie van paalfunderingen". Op het moment van verschijnen van deze Aanbeveling was
de samenstelling van de commissie als volgt: ing. P. Anemaet, M. Boone, ir. J.W.
Bosschaart, ir. S. van Dijk, ing. N. Goedhart, R. Gorter, A. van den Heerik, A.J.C. van
Heezen, E. Jager, F.M. Klawer, mr. H. de Koning, ir. B.L.M.G. Lencioni, ing. N.T.
Loonen, L.A. Moonen, ing. H. Pels Rijcken, P. Pietjouw (corresponderend lid), ing. G.
Ploeg, ing. A.E.J. Potter, R.J. van der Rassel, ing. C.J. Vroom, H. Zijlstra, ing. A. Jonker
(coördinator).
CUR-Aanbeveling 114
2
Gedurende de looptijd van de CUR-commissie hebben de volgende personen een bijdrage geleverd: ing.
W. van Hooydonk, MBA Eur. en R. Houkes.
Rapporteurs van deze Aanbeveling waren H. de Bruin en ing. M.P. Rooduijn. Redactionele ondersteuning
is geleverd door ir. H.L. Jansen.
Daar waar in deze Aanbeveling voor het aanduiden van begrippen de mannelijke vorm wordt gebruikt, kan
men in het algemeen ook de vrouwelijke vorm lezen.
Oproep
CUR Bouw & Infra heeft belangstelling voor ervaringen met het gebruik van deze Aanbeveling in de prak-
tijk. Suggesties voor aanpassingen en verbeteringen kunnen bij CUR Bouw & Infra worden ingediend.
Circa twee jaar na het verschijnen van deze Aanbeveling zal worden bezien of een herziene uitgave
gewenst is.
CUR-Aanbeveling 114
3
Inhoud
1 Leeswijzer 6
2 Onderwerp 6
3 Toepassingsgebied 7
4 Termen en definities 7
5 Projectorganisatie 12
5.1 Inleiding 12
5.2 Proces tot opdrachtverstrekking 12
5.3 Taken en verantwoordelijkheden van de opdrachtgever 12
5.4 Taken en verantwoordelijkheden van de opdrachtnemer (de toezichthouder) 13
5.5 Sluitende verdeling van taken en verantwoordelijkheden 13
5.6 Standaard communicatie procedure 13
5.7 Veiligheid 14
5.8 Deskundigheid van de toezichthouder 14
6 Heibespreking 15
7 Controles 16
7.1 Algemeen 16
7.2 Controles voorafgaand aan het installatieproces 16
7.3 Controles tijdens het installatieproces 18
7.4 Controles na het installatieproces 21
8 Te noteren gegevens 22
8.1 Inleiding 22
8.2 Algemene gegevens en kenmerken 22
8.3 Per paalsysteem 23
8.3.1 Prefab betonpalen 23
8.3.2 Vibropalen 23
8.3.3 Fluïdatiepalen 24
8.3.4 Stalen (segment)buispalen 24
8.3.5 Boor / schroefpalen 24
8.3.5.1 Grondverwijderend systeem 24
8.3.5.2 Beperkt grondverdringend systeem 25
8.3.5.3 Grondverdringend systeem 25
8.3.6 Combinatiepalen 26
9 Praktische problemen 26
9.1 Inleiding 26
9.2 Algemene problemen 26
9.2.1 Kwaliteit / begaan- en bereikbaarheid van de bouwput 26
9.2.2 Ontbreken van gegevens bij start heiwerk 26
9.2.3 Werkniveau bouwput 27
9.2.4 Niet kunnen bereiken beslissingsbevoegde personen 27
9.2.5 Schoorpalen 27
9.2.6 Verschil in acceptatie van "afwijkingen" 28
9.3 Problemen in relatie tot de ondergrond 28
9.3.1 Algemeen 28
9.3.1.1 Heipalen 28
9.3.1.2 In de grond gevormde palen 31
9.4 Paalspecifieke problemen 32
9.4.1 Prefab betonpalen 32
CUR-Aanbeveling 114
4
9.4.1.1 Ouderdom palen 32
9.4.1.2 Hijsen van de palen 32
9.4.1.3 Paalkopschade 33
9.4.1.4 Scheurvorming 33
9.4.1.5 Wapening 33
9.4.1.6 Mutsvulling 33
9.4.1.7 Palen met overlengte 33
9.4.1.8 Gebruik losse stalen oplanger 34
9.4.2 Vibropalen 34
9.4.2.1 Verwerkbaarheid van de betonspecie 34
9.4.2.2 Bleeding 35
9.4.2.3 Water / grond in de buis 35
9.4.2.4 Paalvorm 35
9.4.2.5 Paalkopschade 35
9.4.2.6 Scheurvorming 35
9.4.2.7 Wapening 36
9.4.2.8 Twee keer vervaardigen op dezelfde plaats 36
9.4.2.9 Trekken van de buis 37
9.4.2.10 Onderstort 37
9.4.3 Fluïdatiepalen 37
9.4.3.1 Waterverbruik 37
9.4.3.2 Bleeding 37
9.4.3.3 Wateroverspanning 38
9.4.4 Boor / schroefpalen 38
9.4.4.1 Verwerkbaarheid van betonspecie 38
9.4.4.2 Bleeding 38
9.4.4.3 Wateroverdruk 38
9.4.4.4 Water / grond in de buis 38
9.4.4.5 Paalvorm 38
9.4.4.6 Paalkopschade 38
9.4.4.7 Scheurvorming 38
9.4.4.8 Wapening 39
9.4.4.9 Twee keer vervaardigen op dezelfde plaats 39
9.4.4.10 Avegaar 39
9.4.4.11 Treksnelheid avegaar 39
10 Procedure bij afwijkingen en geschillen 39
10.1 Afwijkingen 39
10.2 Geschillen 39
11 Invloed op omgeving (trillingen, geluid en gebouwzakking) 40
12 Automatische registratie 40
12.1 Algemeen 40
12.2 Beschikbare apparatuur 41
12.2.1 Heien41
12.2.2 Boren41
12.3 Voordelen 41
12.4 Nadelen 41
12.5 Aanbeveling 42
13 Rapportage 42
CUR-Aanbeveling 114
5
Literatuur
Normen
Bijlage A Kwaliteitszorg 44
Bijlage B Verdeling verantwoordelijkheden en standaard werkwijze 46
Bijlage C Arbeidsomstandigheden 48
Bijlage D Vergaderstaat heibespreking 50
Bijlage E Paalsystemen 53
Bijlage F Grondsoorten en eigenschappen van grond 54
Bijlage G Typen heiblokken 56
Bijlage H Voorbeeld slagdiagram 58
Bijlage I Aandachtspunten bij schoorpalen 59
Bijlage J Invloed op de omgeving 60
Bijlage K Bepaling meetwaarden trillingssterkte 63
Bijlage L Geluidsoverlast 65
Bijlage M Eurocodes 67
Hei- en boorstaten
Onderdeel van deze CUR-Aanbeveling is een set hei- en boorstaten. Deze zijn te downloaden
vanaf www.curbouweninfra.nl
CUR-Aanbeveling 114
6
1 Leeswijzer
Een CUR-Aanbeveling is een voorschrift met eenduidige regels voor de praktijk, in dit
geval toezicht op de realisatie van paalfunderingen, en is te lezen op drie niveaus.
Regels worden gegeven in de hoofdtekst van de Aanbeveling, waarna soms een korte
toelichting op een specifiek aspect wordt gegeven. Daarnaast is over een aantal onder-
werpen nadere informatie gegeven in de bijlagen.
Deze CUR-Aanbeveling voor toezicht op de realisatie van paalfunderingen bevat de vol-
gende hoofdstukken:
- onderwerp
- toepassingsgebied
- termen en definities
- taken, verantwoordelijkheden en deskundigheid toezichthouder
- controles
- te noteren gegevens
- praktische problemen
- procedure bij afwijkingen en geschillen
- invloed op de omgeving
- automatische registratie
- rapportage
De kern van de Aanbeveling ligt in de hoofdstukken over de taken, verantwoordelijkhe-
den, deskundigheid van de toezichthouder en de te noteren gegevens.
In het hoofdstuk "controles" zijn de belangrijkste aspecten ten aanzien van de te onder-
scheiden controles in kwalitatieve zin beschreven. In het hoofdstuk "te noteren gege-
vens" zijn de gegevens vermeld die daadwerkelijk bij het toezicht moeten worden vast-
gelegd.
Veel voorkomende praktische problemen zijn aan de hand van paalspecifieke en onder-
grond gerelateerde problemen beschreven.
In het kort is ingegaan op de procedure bij afwijkingen en geschillen, invloed op de
omgeving, automatische registratie en rapportage.
2 Onderwerp
In het kader van kwaliteitszorg dient bij het uitvoeren van funderingswerkzaamheden
toezicht te worden gehouden op de kwaliteit van de werkzaamheden, zie bijlage A. De
aanpak en invulling van de toezichttaken zullen per project verschillen.
Over het verrichten van toezicht tijdens funderingswerkzaamheden bestaat veel ondui-
delijkheid. Voorbeelden van veel gestelde vragen ten aanzien van toezicht, waarop niet
direct een duidelijk antwoord is te geven, zijn:
- wie houdt er toezicht op de bouw?
- wat kan men verwachten van toezicht?
- waar let het toezicht op?
- wat is de verantwoordelijkheid van het toezicht?
Het gevolg van onduidelijkheid is dat het belang van deskundig toezicht wordt onder-
schat, waardoor de kwaliteit van funderingen in het gedrang kan komen.
De specialistische kennis, de toenemende logistieke druk, risicobeheersing en de gro-
ter wordende claimcultuur zijn bijkomende redenen waarom er behoefte is aan een
Aanbeveling voor het houden van toezicht. Deze CUR-Aanbeveling verschaft:
- eenduidigheid over de taken en verantwoordelijkheden van het toezicht;
- meer duidelijkheid over wat onder deskundig toezicht moet worden verstaan;
- toegevoegde waarde om te komen tot waarborging van kwaliteit en beheersing van
(project)specifieke, (geotechnische) risico's.
CUR-Aanbeveling 114
7
3 Toepassingsgebied
In het bouwproces zijn diverse partijen betrokken bij het realiseren van een fundering.
Het uiteindelijke doel van al deze partijen is hetzelfde, maar de belangen verschillen.
Dit verschil kan zijn weerslag hebben op de uitvoering en/of kwaliteit van de funde-
ring. Overeenkomst tussen al deze partijen is echter dat ze allen zijn gebaat bij een cor-
recte verslaglegging van de werkzaamheden. Dit is één van de taken van de toezicht-
houder.
Deze Aanbeveling kan gehanteerd worden door een groot aantal verschillende bedrij-
ven, personen en instanties (toezichthouders, funderingsbedrijven, ontwerpers, verze-
keraars, bevoegd gezag e.d.). Eén doelgroep die we specifiek willen noemen zijn bestek-
schrijvers en opstellers van contracteisen en vraagspecificaties. Door in een bestek, con-
tract of vraagspecificatie de eis voor bij voorkeur onafhankelijk en deskundig toezicht
op te nemen, te verwijzen naar deze Aanbeveling en dit voorafgaand aan de uitvoering
op een juiste manier invulling te geven, kan tijdens de uitvoering veel discussie worden
voorkomen.
Het toezicht bedoeld in deze Aanbeveling wordt verricht tijdens de realisatiefase van
paalfunderingen. In veel gevallen betreft het de realisatie van paalfunderingen in bouw-
kuipen, waarbij ook toezicht bij het aanbrengen van damwanden (stalen en betonnen),
palenwanden, diepwanden e.d. van toepassing is. Deze Aanbeveling beperkt zich tot
het toezicht bij de realisatie van paalfunderingen.
Deze Aanbeveling gaat primair over de realisatie van paalfunderingen op land, waarbij
de nadruk ligt op de meest gebruikte paalsystemen. Gekozen is om de nadruk te leggen
op voorgespannen prefab betonpalen en in de grond gevormde betonnen palen.
4 Termen en definities
4.1 Aardepaal
Ook wel aardingspaal genoemd. Paal is voorzien van een aardingstaaf.
4.2 Afkaphoogte
Hoogte waarop de palen dienen te worden afgekapt (gesneld). De afkaphoogte dient
vermeld te worden op de palenstaat en/of palentekening(plan).
Toelichting
Ten aanzien van het belang van bouwtoezicht over het algemeen, dient onder-
scheid te worden gemaakt in toezicht vanuit:
- het algemeen belang (publiek rechtelijk);
- de particuliere partij (privaat rechtelijk).
De lokale overheid houdt vanuit publiekrechtelijke hoek toezicht op het naleven
van de verleende bouwvergunning en op de hinder voor de omgeving. De basis
vormen de prestatie-eisen gesteld in het Bouwbesluit. Veelal wordt deze rol inge-
vuld door een bouwinspecteur van een lagere of hogere overheid. Het afwegings-
kader vanuit een publiekrechtelijke perceptie op het toezicht is anders dan vanuit
een privaatrechterlijke perceptie.
Voor de vanuit privaatrechtelijke hoek werkende toezichthouder zal een traditio-
neel of geïntegreerd contract veelal de basis vormen van waaruit gewerkt wordt.
De in deze Aanbeveling bedoelde toezichthouder is aangesteld door een private
partij, of als zodanig handelend. Het betreft in dit geval niet het toezicht vanuit
de overheid.
CUR-Aanbeveling 114
8
4.3 Avegaar
Dit is een ander woord voor een schroefvormige boor, wordt vaak toegepast bij mortel-
schroefpalen of bij het voorboren van heipalen. Mortel-schroefpalen worden ook ave-
gaarpalen genoemd.
4.4 Bentoniet
In de natuur voorkomende kleisoort die vermengd met een bepaalde hoeveelheid water
kan fungeren als steunvloeistof, smeermiddel of als vulling, eventueel in combinatie
met cement. In rust vertoont dit materiaal eigenschappen van een vaste stof maar door
trilling is het materiaal te verwerken als vloeistof.
4.5 Bleeding
Waterafscheiding uit de betonspecie ter plaatse van de paalkop.
4.6 Fluïderen
Injecteren van water door in de paal opgenomen of vastgelaste spuitlansen langs de
paal. Er treedt geen grondtransport op.
4.7 Grout
Water - cement mengsel (en eventueel andere toevoegingen) dat gebruikt wordt als o.a.
smeermiddel om de weerstand van de bodem te verminderen of voor het vormen van
een deel van de paalschacht en/of verhoging van het draagvermogen.
4.8 Heibespreking
Bespreking voorafgaand aan het heiwerk, waarin alle belangrijke zaken omtrent het
installeren van de palen worden afgesproken, op elkaar afgestemd en vastgelegd.
4.9 Heihamer
Is hetzelfde als een heiblok of een valblok.
4.10 Heistaat
Formulier waarop alle gegevens m.b.t. het installeren van de palen vermeld worden.
(te downloaden vanaf www.curbouweninfra.nl).
4.11 Kalenderen
Het registreren van het benodigd aantal slagen van het heiblok per 25 cm paalzakking.
Toelichting
In de praktijk wordt deze term zowel gebruikt bij het uittreden van overtollig
aanmaakwater, als voor het uitstromen van grondwater als gevolg van grond -
verdringing.
Toelichting
Fluïderen is een vorm van injecteren toegepast bij het inbrengen van palen in
vastgepakte zandlagen, waarbij een relatief kleine hoeveelheid water (ca. 6 m
3/
uur) onder een druk van ca. 100 - 250 bar aan de voet van de paal in de bodem
wordt gespoten. Bij fluïderen treedt geen grondtransport op.
Toelichting
De term heibespreking moet in de praktijk breed worden opgevat. Bijvoorbeeld,
de bespreking voorafgaand aan het boren of schroeven van palen wordt n.l. ook
vaak een heibespreking genoemd.
CUR-Aanbeveling 114
9
4.12 Kalenderwaarde
Het aantal slagen van de heihamer benodigd voor een paalzakking van 25 cm. Verder
in de Aanbeveling slagcijfer genoemd.
4.13 Kopwapening
Extra wapening die in de kop van de paal wordt aangebracht voor het opnemen van een
buigend moment.
4.14 Maaiveld
Aanduiding voor de hoogte van het oorspronkelijk grondoppervlak die voorafging aan
de bouwactiviteit.
4.15 Massa
Uitgedrukt in kg of ton (1.000 kg).
4.16 Mixer
Hierin wordt de betonspecie op het werk opgeslagen en in beweging gehouden.
4.17 (Hei)Muts
Materieelonderdeel dat zich bevindt tussen de heihamer en de paal.
4.18 Mutsvulling
Zacht houten vulling die zich in de onderkant van de muts bevindt, tussen de muts en
de prefab betonpaal.
4.19 NAP
Normaal Amsterdams Peil.
4.20 Onderstort
Verschil tussen het betonniveau en het werkniveau in een in de grond gevormde paal.
4.21 Opheien
Omhoogkomen van de bodem (of van reeds gemaakte en/of geheide palen) ten gevolge
van het heien, door verdringing van volumevaste grond dan wel bij het overschrijden
van de maximaal te bereiken verdichting.
Toelichting
Oorspronkelijk betekent de kalenderwaarde de afstand (tocht) die de paal bij 30
slagen van de heihamer zakt.
Toelichting
Het ontgravingsniveau in een bouwput wordt dus niet aangeduid met maaiveld-
niveau. Zie ook ontgravingsniveau. Bij wegen is het maaiveld ook de bovenzijde
van de verharding of het straatniveau.
Toelichting
Niet te verwarren met kracht in kN. 1 ton aan massa is onderhevig aan een kracht
van ca. 10 kN.
Toelichting
NAP is de referentiehoogte waaraan hoogtemetingen in Nederland worden gere-
lateerd.
CUR-Aanbeveling 114
10
4.22 Ontgravingsniveau
Het niveau tot waar, bijvoorbeeld een bouwput, wordt ontgraven.
4.23 Oplanger (hoerenjong)
Los stalen opzetstuk dat tussen de muts en op de paalkop geplaatst wordt, waarmee de
paal beneden het maaiveld weggeheid kan worden.
4.24 Paal
Funderingselement, met een lengte van minimaal 5 maal de equivalente diameter
(Deq), ter overbrugging van slappe of onvoldoende draagkrachtige bodemlagen.
4.25 Paalpunt
De onderste volle doorsnede van de paalvoet.
4.26 Paalpuntniveau
De diepte ten opzichte van een vast referentiepunt (bijvoorkeur NAP) tot waar de paal-
punt geïnstalleerd dient te worden.
4.27 (Bouw)Peil
Hoogtemaat waarmee op de bouwplaats gewerkt wordt (vrijwel altijd de hoogte van de
afgewerkte begane grond vloer) van het nieuw te bouwen pand.
4.28 Peilen
Controleren of er water en/of grond in de buis/boor aanwezig is.
4.29 Piket
Houten paaltje waarmee de locatie van een te installeren paal wordt gemarkeerd.
4.30 Polypenco(schijf)
Kunststof schijf die bij een hydraulisch valblok in de bovenkant van de heimuts
geplaatst wordt om de heihamer en muts te beschermen tegen te hoge versnellingen
(tussen heihamer en muts).
4.31 Positieve kleef
Wrijvingskracht die door de grond op de paalschacht wordt uitgeoefend als de paal zakt.
De positieve kleef bepaalt samen met de puntweerstand de draagkracht van een paal.
4.32 Referentieniveau
Een niveau waaraan een hoogte of een diepte aanduiding is vastgelegd of wordt gerefe-
reerd, bijvoorkeur NAP.
4.33 Referentiepaal
Ook wel sondeerpaal genoemd is een paal die geïnstalleerd wordt ter plaatse van een
sondering om de slagcijfers of kalenderwaarden te kunnen vergelijken met het son-
deerbeeld uit een sondering.
4.34 Renvooi
Lijst met paalspecificaties op het palenplan.
4.35 Schraapfactor
Het aantal omwentelingen van de avegaar nodig om de avegaar één maal de hoogte van
de spoed te laten zakken.
4.36 Slagdiagram
Grafiek waarbij de slagcijfers (kalenderwaarden) van een paal uitgezet worden tegen de
diepte waarop ze geregistreerd zijn, zodat er een beeld ontstaat dat vergeleken kan wor-
den met een sondering.
CUR-Aanbeveling 114
11
4.37 Slagcijfer
Is hetzelfde als kalenderwaarde. Niet te verwarren met slagfrequentie.
4.38 Slagfrequentie
Het aantal slagen van de heihamer per minuut
4.39 Slaghout
Hardhouten vulling die in de bovenkant van de heimuts geplaatst wordt om de heiha-
mer en muts te beschermen tegen te hoge versnellingen (tussen heihamer en muts).
4.40 Spoed
De axiale h.o.h-afstand tussen twee opeenvolgende schoepen van een avegaar.
4.41 Spuiten
Spuiten van water met spuitlansen door of langs de paal.
4.42 Stek (stekeind)
Deel van de paalwapening dat boven de paal uitsteekt (na snellen) en dat in de wape-
ning van de aansluitende betonconstructie wordt verwerkt.
4.43 Tocht
De lengte (tegenwoordig 25 cm) waarover het aantal slagen van de heihamer wordt
genoteerd.
4.44 Verlengde (hei)muts
Vergelijkbaar met een losse stalen oplanger, maar voorzien van een geleiding aan de
makelaar. De verlengde heimuts wordt gebruikt ter vervanging van de standaard hei-
muts.
4.45 Wateroverspanning tijdens het heien
Wateroverdruk ten opzichte van de op een zekere diepte heersende hydrostatische
waterdruk en ontstaat door de snelheid waarmee de paal tijdens het heien de grond ver-
dringt.
4.46 Werkniveau
Het niveau, bijvoorkeur t.o.v. NAP, van waaraf met de funderingsmachine wordt
gewerkt of het niveau van waaraf de palen worden geïnstalleerd.
Toelichting
Bij dieselblokken een gegeven om de valhoogte te bepalen.
Toelichting
Spuiten wordt toegepast bij het inbrengen van palen door vast gepakte zandlagen,
waarbij een relatief grote hoeveelheid water (tientallen m
3/uur) onder een relatief
lage druk van zo'n 4 - 8 bar aan de voet van de paal in de bodem wordt gespoten.
Alleen toestaan in gevallen waarbij niet direct gevoelige constructies aanwezig
zijn. Het spuitproces dient buiten de invloedzone van de draagkracht van de paal
te blijven, dus ca. 8D boven de punt beëindigd te worden. Bij spuiten dient te
worden gewaakt voor schade aan belendingen.
Toelichting
Bijvoorbeeld de funderingsmachine staat op dit niveau. Het werkniveau kan,
maar hoeft niet per definitie, gelijk te zijn aan het ontgravingsniveau. Op het ont-
gravingsniveau in een bouwput wordt vaak een werkvloer van zand en rijplaten
aangebracht, waarop de funderingsmachine staat.
CUR-Aanbeveling 114
12
5 Projectorganisatie
5.1 Inleiding
Het houden van toezicht is door de jaren heen een steeds wezenlijker en onontkoom-
baar aspect in het bouwproces geworden. Een deskundig toezichthouder dient proactief
te (kunnen) werken, waardoor hij efficiënt en effectief in de zin van kwaliteit, risicobe-
perking en kostenbesparing functioneert.
De taken en verantwoordelijkheden van de toezichthouder worden feitelijk niet bepaald
door de contractvorm en het gehanteerde kwaliteitsysteem voor het project. De toe-
zichthouder heeft bij voorkeur zijn taken en verantwoordelijkheden vastgelegd in een
persoonlijk contractdocument.
Het toezicht moet bij voorkeur zodanig in het bouwproces gepositioneerd zijn dat het
ontbreekt aan nevenbelangen die het toezicht houden kunnen beïnvloeden. De taken
en verantwoordelijkheden van het toezicht worden bepaald door de aard van het project
en dienen voorafgaand aan de uitvoering van het werk middels duidelijke afspraken
met zijn opdrachtgever te worden vastgelegd. De afspraken omtrent taken en verant-
woordelijkheden in relatie tot de kwaliteit van het werk en eventuele projectspecifieke
risico's moeten in de notulen van de heibespreking (zie hoofdstuk 6) worden vastge-
legd.
Welke partij als opdrachtgever fungeert voor het toezicht speelt hierbij een belangrijke
rol.
De wijze waarop de projectorganisatie is ingericht en de keuze van de contractvorm is
hiervoor bepalend. In die zin wordt hierna ingegaan op de totstandkoming van de
opdracht en de taken en verantwoordelijkheden van opdrachtgever, opdrachtnemer (de
toezichthouder).
5.2 Proces tot opdrachtverstrekking
Het verdient aanbeveling om het uitbrengen van een offerte, de opdrachtbeoordeling
en het afsluiten van de opdracht voor toezicht op de realisatie van paalfunderingen te
doen door middel van hoofdstuk 3 van de "Nationale beoordelingsrichtlijn voor het
KOMO-procescertificaat Toezicht op de Bouw" dat als BRL 5006 is uitgegeven door
SKW Certificatie BV te Almere.
In de praktijk ontstaan vaak discussies en interpretatieverschillen over inhoud en aard
van de werkzaamheden. Daarom wordt aanbevolen om de taken en verantwoordelijk-
heden van de toezichthouder vooraf schriftelijk vast te leggen in de opdracht en later
kenbaar te maken aan de overige relevante projectbetrokken partijen.
Om er voor te zorgen dat een toezichthouder zijn werkzaamheden optimaal kan uitvoe-
ren verdient het aanbeveling de opdracht voor toezicht te verkrijgen van de opdracht -
gever c.q. vergunninghouder van het werk.
5.3 Taken en verantwoordelijkheden van de opdrachtgever
De opdrachtgever heeft wettelijke verantwoordelijkheden en projectverantwoordelijk-
heden. Wettelijke verantwoordelijkheden zijn vastgelegd in de Woningwet en het
Bouwbesluit als Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB).
Vanuit de wettelijke verantwoordelijkheid dient de opdrachtgever er zorg voor te dragen
dat hij:
- de bouwvergunning aanvraagt en verkrijgt;
- ontwerpt/ laat ontwerpen en bouwen/ laat bouwen overeenkomstig de bouwregel-
geving;
- ervoor zorg draagt dat alle constructieve gegevens één samenhangend geheel vor-
men.
CUR-Aanbeveling 114
13
De opdrachtgever draagt taken binnen deze verantwoordelijkheden veelal op door mid-
del van afzonderlijke opdrachten of overeenkomsten aan projectbetrokken partijen
zoals architect, constructeur, adviseurs en aannemer. Al dan niet op basis van algemene
voorwaarden zoals de DNR 2005, UAV 1989 of UAV-GC 2005.
Vanuit de projectverantwoordelijkheid dient de opdrachtgever zorg te dragen voor:
- Een sluitende verdeling van taken en verantwoordelijkheden rond constructieve vei-
ligheid waar het realiseren van een paalfundering een deel van het constructieve
geheel is.
- Het organiseren van een goede kwaliteitsborging en in een document laten aange-
ven hoe de controle en het toezicht op de constructieve veiligheid zijn georganiseerd
in het gehele traject van ontwerp tot en met uitvoering. Het toezicht op de realisatie
van paalfunderingen beslaat een deel van die kwaliteitsborging.
- Het beschikbaar (laten) stellen van volledige en goedgekeurde gegevens aan de toe-
zichthouder. Hieronder vallen ook de gegevens (o.a. paaltekeningen en berekenin-
gen) die door derden (de aannemer of diens leverancier) worden aangeleverd en
voorafgaand aan de realisatie van de paalfundering de goedkeuring behoeven van
de constructeur en bouw- en woningtoezicht.
5.4 Taken en verantwoordelijkheden van de opdrachtnemer (de toezichthouder)
De toezichthouder is ervoor verantwoordelijk:
- dat de te controleren zaken ook daadwerkelijk gecontroleerd worden aan de hand
van de vooraf door de opdrachtgever ter beschikking gestelde goedgekeurde gege-
vens;
- dat afwijkingen direct worden gecommuniceerd met de voor het constructieve ont-
werp en realisatie van de paalfundering verantwoordelijke projectbetrokken partij-
en;
- dat alle zaken die betrekking hebben op het (veilig) uitvoeren en aanbrengen van
funderingspalen op een correcte, eenduidige en volledige wijze worden vastgelegd
in een rapportage.
Naast de hiervoor genoemde algemene verantwoordelijkheden, waar de toezichthouder
ongeacht het paalsysteem op dient te letten, bestaan per paalsysteem een groot aantal
paalspecifieke factoren waarop toezicht dient plaats te vinden. Deze factoren komen in
hoofdstuk 9 aan bod.
5.5 Sluitende verdeling van taken en verantwoordelijkheden
Het verdient aanbeveling de verdeling van taken en verantwoordelijkheden betreft het
ontwerp en realisatie van de paalfundering, als onderdeel van de algehele constructieve
veiligheid, vooraf af te stemmen, vast te leggen en kenbaar te maken aan de projectge-
bonden partijen. Zoals hiervoor al is gesteld valt dit onder de verantwoordelijkheid van
de opdrachtgever. Een voorbeeld van een verdeling van verantwoordelijkheden voor
constructieve veiligheid bij verschillende contractvormen geschreven naar het deel
paalfundering is als bijlage B-1 bij deze Aanbeveling opgenomen.
Deze methodiek is afgeleid uit de gedragscode "constructieve veiligheid" van
NEPROM, de vereniging van professionele opdrachtgevers. De NEPROM verwacht van
haar leden dat deze gedragscode wordt nageleefd.
5.6 Standaard communicatie procedure
Het verdient aanbeveling in de heibespreking de communicatie tussen opdrachtgever,
opdrachtnemer, projectbetrokken partijen en instanties af te stemmen en vast te leg-
gen.
In de praktijk heeft de toezichthouder voornamelijk contact met het uitvoerend bedrijf
van de paalfundering en de constructeur. Afhankelijk van de in de heibespreking
besproken en vastgestelde communicatielijnen, kan de toezichthouder ook contact heb-
CUR-Aanbeveling 114
14
ben met de geotechnisch adviseur of de opdrachtgever. Communicatie met de instan-
ties vindt voornamelijk plaats via de opdrachtgever of de constructeur.
De toezichthouder heeft dus voornamelijk een controlerende en signalerende rol en
heeft geen beslissingsbevoegdheid. Als het gaat om het nemen van beslissingen speelt
de toezichthouder slechts een adviserende rol en is hij een "doorgeefluik" voor project-
betrokken partijen die wel beslissingsbevoegd zijn. Een toezichthouder is niet gerech-
tigd het werk stil te leggen.
Een weergave van een standaard communicatie procedure is als bijlage B-2 bij deze
Aanbeveling opgenomen.
5.7 Veiligheid
Net als voor alle andere mensen op de bouwplaats geldt voor toezichthouders een aantal
algemene en specifieke veiligheidregels. Over het algemeen dienen gevaarlijke situaties
gemeld te worden aan de uitvoerder.
De opdrachtgever stelt vaak de voorwaarde dat alle personen op een bouwterrein in het
bezit zijn van een diploma VCA. Hiermee wordt grotendeels ondervangen dat perso-
nen op het bouwterrein niet op de hoogte zijn van aspecten en regels ten aanzien van
veiligheid, gezondheid, welzijn en milieu.
Het beoordelen van de veiligheid en begaanbaarheid van de bouwput kan geschieden
met behulp van CUR-publicatie 2004-1 "Beoordelingssysteem voor de begaanbaarheid
van bouwterreinen" [11], die in samenwerking met CROW en Stichting Arbouw is uit-
gegeven.
In bijlage C worden meer veiligheidsaspecten belicht.
5.8 Deskundigheid van de toezichthouder
Aanbevolen wordt om de aankomend toezichthouder per paalsysteem minimaal ca. 2
maanden met verschillende collega's te laten meelopen op verschillende projecten,
alvorens men zelfstandig een project gaat uitvoeren. Vanwege een logische opbouw van
kennis en het vereiste inzicht bij de diverse paalsystemen, wordt de navolgende oplei-
dingsvolgorde aanbevolen:
- geheide prefab betonpalen;
- in de grond gevormde geheide palen;
- in de grond gevormde grond weinig grondverdringende boor / schroefpalen;
- in de grond gevormde grond verdringende boor / schroefpalen;
- resterende "exclusieve" paalsystemen (systemen met groutinjectie, boor/schroef
combi-palen, diverse ankers).
De term deskundigheid hangt met name af van het toe te passen paalsysteem en de
hoeveelheid werkervaring. De aard van het project is in sommige gevallen ook bepalend
voor de gevraagde deskundigheid.
In beginsel dient de benodigde werkervaring voorafgaand aan het werk door de
opdrachtgever, in overleg met het toezicht leverende bedrijf, te worden bepaald. Bij
eventuele, onvoorziene, verzwarende omstandigheden, kan personeel met ruimere
ervaring worden geraadpleegd of ingezet.
CUR-Aanbeveling 114
15
6 Heibespreking
De heibespreking heeft als doel om voorafgaand aan het werk met alle betrokken par-
tijen duidelijke en bindende afspraken te maken over algemene en projectspecifieke
onderwerpen en mogelijke afwijkende scenario's bij de installatie van de paalfunde-
ring. Discussies tijdens en na het werk kunnen door een goede heibespreking sterk
worden teruggedrongen.
Een goede heibespreking verstrekt duidelijkheid aan alle betrokkenen. Het bespre-
kingsverslag is voor de toezichthouder een belangrijk document, omdat hij op basis
daarvan projectgebonden afspraken kan controleren en waarnaar hij vervolgens kan
handelen.
Uit juridisch oogpunt dient het verslag van de heibespreking, de vergaderstaat, bij de
eerstvolgende bouwvergadering ingebracht te worden als ingekomen stuk. Een voor-
beeld van een vergaderstaat is opgenomen in de bijlage D.
Minimaal 5 dagen voorafgaand aan de start van elk project dient er verplicht een heibe-
spreking plaats te vinden. Hierbij dienen ten minste aanwezig te zijn:
- toezichthoudende firma;
- constructeur;
- hoofdaannemer;
- funderingsbedrijf;
- desgewenst een afvaardiging van de opdrachtgever;
- bevoegd gezag.
Aanbevolen wordt om, bij projecten met een verhoogd risico op kwaliteit, grond of
omgeving gerelateerde problemen, een specialist (geotechnisch adviseur, meettechni-
cus) bij deze vergadering uit te nodigen.
In de heibespreking dient o.a. door het bevoegd gezag te worden aangegeven welke spe-
cifieke locale richtlijnen en omstandigheden op het installeren van de palen van toepas-
sing zijn.
Toelichting
Vanwege het ontbreken van een adequate opleiding, worden toezichthouders
veelal in de praktijk intern opgeleid door de werkgever. De deskundigheid van de
toezichthouder is moeilijk te definiëren, maar kan het beste worden uitgedrukt in
termen van ervaring.
De kennis waarover de toezichthouder beschikt is verkregen door geleidelijk toe-
zicht te gaan uitoefenen met steun van ervaren toezichthouders. De op deze
wijze verkregen kennis vindt zijn achtergrond in overleg met de constructeur /
ontwerper, de geotechnisch adviseur en het personeel van de funderingsaanne-
mer. Ook het overleg met collega toezichthouders over andere, soms meer bijzon-
dere werken, draagt bij aan het vergroten van de kennis. Door het uitoefenen van
toezicht wordt de toezichthouder zich bewust van de mogelijkheden van het
materieel en ontstaat inzicht in de eigenschappen van de paal. Naarmate de erva-
ring van de toezichthouder op de voornoemde aspecten ruimer wordt, zal het
gevoel voor de grondslag, de wijze van werken en de deskundigheid van het uit-
voerend personeel toenemen.
Specifieke theoretische kennis voor het oplossen van problemen vormt geen
onderdeel van de bedoelde kennis van de toezichthouder. Het is wel zinvol de toe-
zichthouder geleidelijk kennis te laten nemen van het hoe en waarom van het
geconstateerde bij paalinstallatie.
CUR-Aanbeveling 114
16
7 Controles
7.1 Algemeen
Bij de realisatie van een paalfundering kan onderscheid worden gemaakt in kwaliteits-
controle voorafgaand aan, tijdens en na het installatieproces van de palen. Bij kwali-
teitscontrole van funderingen op palen spelen over het algemeen vier onderdelen een
belangrijke rol, namelijk:
- het paalsysteem;
- de inbreng- en uitvoeringsmethode;
- de bodemgesteldheid;
- het personeel.
Voor een kort overzicht van de verschillende paalsystemen, de inbreng- en uitvoerings-
methoden, alsmede de bodemgesteldheid wordt verwezen naar bijlage E, F en G.
Dit hoofdstuk is bedoeld als kwalitatieve beschrijving van de controles. De te noteren
gegevens worden uitgebreid behandeld in hoofdstuk 8.
7.2 Controles voorafgaand aan het installatieproces
Aanbevolen wordt om in een heibespreking voorafgaand aan de uitvoering, met alle
betrokken partijen een vergaderstaat door te lopen, bindende afspraken te maken en
vast te leggen hoe met discutabele zaken wordt omgegaan. Voor een voorbeeld van een
vergaderstaat wordt verwezen naar bijlage D.
Het toezicht stelt zich van te voren op de hoogte van de volgende relevante gegevens
over:
A. Te plaatsen palen:
- palenplan, paaltype, paallengte, paalpuntniveau en schachtafmeting van de paal;
- de kwaliteit van beton(specie) en staal;
- wanddikte, buitendiameter, voetplaatafmeting, segmentlengte van stalen palen en
tijdelijke buizen;
- de constructie en de plaatdikte van voetplaten van stalen buizen;
- lengte en diameter van avegaar segmenten.
Toelichting
Het is van groot belang dat lokale richtlijnen en omstandigheden in het voortra-
ject (adviesfase / vergunningfase) eveneens bekend zijn, omdat deze grote gevol-
gen kunnen hebben voor het aanbrengen van de paalfundering.
Toelichting
Tijdens het ontwerp is op basis van constructieve berekeningen en het funde-
ringsadvies een palenplan gemaakt en op tekening gezet. Indien van toepassing
zijn ook andere adviesrapporten, aangaande predicties van trillingen, geluid en
gebouwzakkingen, betrokken bij het opstellen van het palenplan.
Op het palenplan staat aangegeven op welk stramien de palen komen te staan en
welk paaltype, paalafmeting, paalpuntniveau, schoorstand en afkaphoogte, dienen
te worden gehanteerd. Voor de meer gedetailleerde informatie over paalwape-
ning, beton- en staalkwaliteit e.d. worden aparte tekeningen en staten gemaakt.
De wijze van uitvoering wordt in het ontwerpstadium bepaald.
CUR-Aanbeveling 114
17
B. Bouwlocatie en belendingen:
- werkniveau en referentiepeilen;
- begaanbaarheid;
- expertise rapporten ten aanzien van omgevingsbeïnvloeding.
C. Ondergrond:
- grondonderzoek, zowel het terrein als het laboratoriumonderzoek;
- grondwaterstanden;
- funderingsadvies.
D. De funderingsmachines, de kraan met hijs- en geleidefaciliteiten, de heihamer en /
of het trilblok, alsmede het hulpmaterieel zoals oplangers (afmetingen ? gewicht)
en mutsvullingen.
E. De wijze van uitvoeren en de werkmethode.
Toelichting
Let op: geen werkniveau en referentiepeilen overnemen uit b.v. funderingsadvies
of andere rapporten die niet specifiek bedoeld zijn voor metingen tijdens de
bouw.
Bouwterreinen moeten zodanig begaanbaar zijn (voor personen en voertuigen)
dat bouwmaterialen zonder moeilijkheden kunnen worden aangevoerd, opgesla-
gen en verwerkt. Daarnaast moeten ook de voor de bouw benodigde machines,
zoals kranen, heistellingen en grondbewerkingsmachines zich zonder gevaar
voor wegzakken over het terrein kunnen bewegen, al dan niet met behulp van
schotten. Nadere informatie over de beoordeling van de begaanbaarheid van
bouwterreinen kan worden gevonden in CUR-rapport 2004-1, opgesteld in
samenwerking met CROW en Stichting Arbouw.
In het ontwerpstadium worden de verschillende risico's van paalinstallatie tegen
elkaar afgewogen. Afhankelijk van het risicoprofiel kan worden besloten aanvul-
lend onderzoek te doen ten behoeve van risicobeheersing (trillingen, geluid en
zakking) van belendende gebouwen of constructies.
Indien het installeren van de palen risico's voor schade aan belendingen oplevert,
dient een expertiserapport te zijn opgemaakt. In dit rapport is de huidige staat of
nulsituatie van de belendingen door middel van een fotorapportage en meting
van scheurwijdten, grondwaterstand en posities van meetboutjes beschreven.
Aan de hand van monitoring van scheurmeters, hoogteboutjes en peilbuizen tij-
dens de uitvoering van het werk, kan de invloed van het werk op de belendingen
worden vastgesteld en beoordeeld.
Toelichting
In het rapport van het funderingsadvies dienen het uitgevoerde grond- en labora-
toriumonderzoek, de globale terrein- en bodemgesteldheid, alsmede de geohydro-
logische gegevens (grondwaterstanden) te zijn beschreven. Indien tijdens het
onderzoek schelpen, puin of (andere) obstakels in de ondergrond zijn aangetrof-
fen zal dit in het funderingsadvies moeten worden vermeld. Dergelijk materiaal
kan aanleiding zijn voor een verhoogd risico bij paalinstallatie, waardoor aanvul-
lende maatregelen nodig zijn.
Voor een summier maar duidelijk inzicht van de ontstaansgeschiedenis (geolo-
gie), grondsoorten en geotechnisch bodemonderzoek wordt verwezen naar bijlage
F.
CUR-Aanbeveling 114
18
F. De aanvoer, opslag en transport van de palen, alsmede het hijsen van de palen, tijds-
planning en specifieke uitvoeringsaspecten van bepaalde paaltypen.
Niet zó,
maar op de hijspunten die door de fabrikant op de paal zijn aangegeven.
G. Het te verwachten heigedrag op basis van ervaring of met behulp van reken -
methoden.
7.3 Controles tijdens het installatieproces
Door tijdens de realisatie van een paalfundering een aantal parameters te meten of op
te nemen, kan enerzijds het installatieproces tijdig worden bijgestuurd en anderzijds
achteraf een objectieve beoordeling van de resultaten plaatsvinden.
Toelichting
Een heipredictie kan indicatief geschieden of met behulp van een computerpro-
gramma. De weerstand tijdens het heien betreft een dynamische grondweer-
stand. Er is geen directe relatie tussen de dynamische grondweerstand en het
statische paaldraagvermogen.
Toelichting
De bodemopbouw is in de ontwerpfase van het project door een geotechnisch
adviseur beschreven in het funderingsadvies. Voor de uitvoering van goed toe-
zicht dienen de bodemopbouw en de grondeigenschappen bekend te zijn. Het is
niet de taak van het toezicht om aan te geven wat de oorzaak van een geconsta-
teerde afwijking bij paalinstallatie is, maar de belanghebbende kan zich met deze
kennis een beter beeld vormen van een grond gerelateerd probleem.
De uiteindelijke verklaring van de afwijking zal in eerste instantie door de geo-
technisch adviseur in overleg met de constructeur worden gegeven.
CUR-Aanbeveling 114
19
Onafhankelijk van de wijze van inbrengen (heien, boren of schroeven) moeten door de
toezichthouder de volgende algemene werkzaamheden worden verricht en paalspeci-
fieke gegevens worden vastgelegd.
A. Algemeen:
- vastleggen van het aangevoerde materiaal en materieel; type, specificaties en instel-
lingen;
- nagaan of wordt voldaan aan de afspraken uit de heibespreking;
- paalpuntniveaus t.o.v. referentiehoogte (NAP of vast punt bekend t.o.v. NAP);
- start- en stoptijden (datum en paalnummers);
- vastleggen van het verloop van de werkzaamheden en installatiegegevens;
- signaleren van onregelmatigheden en afwijkingen en het initiëren van acties;
- controle op aanwezigheid van water en/of grond in een buis / boorbuis;
- controle van de treksnelheid van de buis / avegaar;
- vergelijking van de theoretisch bepaalde waarden (slagcijfers, hoeveelheid beton -
specie e.d.) met de gemeten waarden;
- rapportage aan de opdrachtgever.
Toelichting
Indien de buis / boorbuis, na constatering van water of grond, moet worden afge-
keurd, zal deze moeten worden getrokken. In dit geval dient ter voorkoming van
verstoring / ontspanning van de draagkrachtige laag eerst een vulling te worden
aangebracht van specie, zand of een mengsel van zand en grind. Het installeren
van een nieuwe paal kan geschieden naast de afgekeurde paal of dezelfde locatie
(mits direct uitgevoerd).
De voornoemde opmerkingen voor water of grond in de buis gelden in principe
voor alle paalsystemen waarbij stalen (hulp)buizen worden gebruikt.
De wijze van trekken van stalen (hulp)buizen verschilt per paalsysteem.
Vibrobuizen kunnen trillend of heiend / schokkend worden getrokken. Schroef /
boorpalen worden stilstaand of draaiend / schuddend getrokken. De treksnelheid
van de buis of avegaar mag niet te hoog zijn. De wapeningskorf mag tijdens het
trekken van de buis niet omhoog komen.
Bij gebruik van een paalsysteem met stalen buis, dient tijdens de heibespreking
duidelijk te worden afgesproken wat de controlemethoden zijn (b.v. peilen /
steentjes gooien) en hoe wordt gehandeld in het geval dat water en/of grond in de
buis wordt geconstateerd.
Bij afwijkingen van technische aard zijn de constructeur en de opdrachtgever pri-
mair het aanspreekpunt. Secundair wordt ook de uitvoerder geïnformeerd.
Bij afwijkingen ten aanzien van veiligheid dienen Bouw -en woningtoezicht en de
uitvoerder primair te worden geïnformeerd.
CUR-Aanbeveling 114
20
B. Heien:
- registratie slagcijfers (kalenderwaarden);
- slagkracht van de heihamer of valhoogte; instellingen heihamer
(z.g. single ? double acting; vrije valhoogte of extra neergaande energie);
- gewicht heiblok en paal;
- slagfrequentie (bij dieselblokken bepaald dit de valhoogte en de energie);
- gecentreerdheid van het slaan;
- effectiviteit van de mutsvulling (signaal voor vervanging);
- heivolgorde.
C. Boren of schroeven:
- schraapfactor met eenheid van diepte (bij gebruik avegaar);
- draaimoment en axiale druk per eenheid van diepte (grondverdringend boren);
- inbrengsnelheid;
- speciedruk en -verbruik.
Toelichting
Het heigedrag blijkt vooral uit het aantal slagen dat nodig is om 25 cm indringing
te realiseren. Deze zogenoemde slagcijfers of kalenderwaarden vormen als func-
tie van de diepte het slagdiagram. Dit diagram volgt in zekere mate het sondeer-
beeld. Voor een goed beeld dienen de slagcijfers over het traject in de draagkrach-
tige zandlaag te worden geregistreerd. Zie bijlage H. Een laag slagcijfer impli-
ceert niet altijd een te lage draagkracht. Bij afwijkingen van het slagdiagram in
ongunstige zin van meer dan 35% dient een geotechnisch adviseur te worden
geraadpleegd.
Toelichting
In zeer specifieke gevallen zullen ook de energieafgifte aan de paal, de dynami-
sche grondweerstand, de trek- en drukspanningen en/of de elastische en plasti-
sche vervormingen in de paal worden gemeten.
Toelichting
Aanbevolen wordt om het heiwerk aan te vangen nabij een of twee sonderingen
en bij voorkeur op het diepste paalpuntniveau. Aangezien dan van "laag naar
hoog" wordt geheid is een betere controle mogelijk op het benodigde inheiniveau
van de overige palen.
Bij het heien van grote groepen palen dient "van binnen naar buiten" te worden
gewerkt. Door het verdichten van zandlagen, kan een andere volgorde onnodig
zwaar heiwerk en trillingen in de omgeving tot gevolg hebben.
Voor de opmerkingen ten aanzien van de installatievolgorde bij het maken van
Vibropalen, wordt verwezen naar de opmerking onder punt C onder paragraaf 7.3
ten aanzien van een grondverdringend paalsysteem.
CUR-Aanbeveling 114
21
- installatievolgorde
7.4 Controles na het installatieproces
De gemeten gegevens dienen te worden vergeleken met de voorspelde waarden.
In bijzondere gevallen en bij twijfel over de draagkracht dient na het inbrengen van de
paal een indruk van de grondmechanische draagkracht en/of de kwaliteit en integriteit
van de paalschacht te worden verkregen. Hierbij kan afhankelijk van het paaltype en de
aanleiding van het aanvullende onderzoek, één van de volgende maatregelen, of een
combinatie daarvan, worden gekozen:
- naheien;
- akoestisch doormeten;
- vrijgraven paalkop;
- controlesonderingen;
- controle rechtheid van een stalen (segment)paal;
- boren betoncilinders;
- dynamisch, statisch, statnamisch proefbelasten.
Controle van palen na installatie dient in samenspraak met de constructeur en de geo-
Toelichting
De paalpunt dient in de draagkrachtige zandlaag te staan en het gedrag van de
paal dient in overeenstemming met het sondeerbeeld te zijn.
Bij het schroeven of boren van palen kunnen uit de voornoemde waarnemingen
geen betrouwbare conclusies worden getrokken met betrekking tot de draag-
krachtafname of -toename.
Aanbevolen wordt om bij mortel-schroef en buis-schroef palen de variatie in
bodemweerstand waar te nemen op basis van de schraapfactor en de verschillen
in het afgegeven draaimoment en de axiale druk in relatie tot de inbrengsnelheid.
Als locale eis kan worden gesteld dat ook de speciedruk en specieverbruik in de
slappe lagen genoteerd wordt.
Bij avegaarpalen is het mogelijk afwijkingen in de bodemgesteldheid te constate-
ren door de grond in de getrokken avegaar te inspecteren.
Tijdens fabricage van een buis-schroefpaal dient het specieniveau in de holle kern
zich te allen tijde boven het maaiveld te bevinden. De betondruk kan namelijk
niet worden gemeten.
Bij avegaar en buis-schroefpalen mogen maximaal 3 pogingen worden onderno-
men om het deksel te lossen. De avegaar mag hierbij onder specieoverdruk over
een hoogte van maximaal 0,1 m worden getild.
Toelichting
In verband met de beïnvloeding van onvoldoende verharde paalschachten, dient
de h.o.h. afstand van in de grondgevormde grondverdringende palen, die binnen
15 uur verhardingstijd naast elkaar worden geïnstalleerd, minimaal 4*D te zijn.
Bij beperkt grondverdringende en grondverwijderende palen geldt bij een verhar-
dingstijd van minder dan 4 uur een minimale h.o.h. afstand van 4*D. Bij mortel-
schroefpalen geldt hierbij nog aanvullend een minimale h.o.h. afstand van 2 m.
Indien desondanks blijkt dat door het boren van een volgende paal, het specie-
niveau van de nog niet verharde paal wijzigt (nazakking of oppersing), dan dient
een andere werkvolgorde te worden gekozen met een grotere tussenafstand of
een langere verhardingstijd.
Aanbevolen wordt om tijdens de heibespreking duidelijke afspraken te maken
over de minimaal aan te houden verhardingstijd en de h.o.h afstanden tussen de
palen.
CUR-Aanbeveling 114
22
technisch adviseur plaats te vinden. Aanbevolen wordt om ook de paalleverancier, aan-
nemer en bouw- en woningtoezicht te betrekken bij de controle achteraf.
8 Te noteren gegevens
8.1 Inleiding
Naast het constateren en communiceren van afwijkingen is het belangrijk om de gang
van zaken correct vast te leggen.
Hieronder zijn eerst de algemene zaken aangegeven die bij elk project vastgelegd die-
nen te worden. Vervolgens worden de zaken genoemd die specifiek per paalsysteem
moeten worden vastgelegd.
De vast te leggen gegevens worden door de toezichthouder genoteerd op een hei- of
boorstaat. Deze zijn te downloaden vanaf www.curbouweninfra.nl. Met een correcte
vastlegging kan achteraf veel discussie worden voorkomen. Tevens dienen de ingevulde
staten van een volgnummer te worden voorzien.
Wanneer er tijdens de realisatie van de paalfundering belangrijke afwijkingen worden
geconstateerd, dienen deze gemeld te worden bij de belanghebbende personen. Een en
ander dient te worden uitgevoerd volgens de in de heibespreking afgesproken procedu-
re.
8.2 Algemene gegevens en kenmerken
In het algemeen moeten de onderstaande zaken duidelijk worden vastgelegd en per dag
worden gerapporteerd:
- projectnaam;
- plaatsnaam;
- naam uitvoerende firma;
- tekening nummer, datum en laatste wijziging;
- type heiblok / boormotor;
- hoogte peil t.o.v. NAP;
- hoogte uitgegraven put t.o.v. NAP;
- paalnummer;
- paalpuntniveau t.o.v. NAP;
- hei/boordatum (datum van op diepte brengen element);
- hei-/boor-/trilvolgorde;
- naam (en telefoonnummer) toezichthouder.
Toelichting
Voor het akoestisch doormeten is nadere informatie beschikbaar in CUR-
Aanbeveling 109.
De grondmechanische draagkracht van een paal kan feitelijk alleen met een
proefbelasting worden aangetoond. Op basis van controlesonderingen kan een
voorspelling van de draagkracht van een paal worden gedaan.
Controlesonderingen worden op korte afstand (0,75 ? 1,0 m) van de paal
gemaakt, waarmee de kennis over de bodemopbouw en de nauwkeurigheid van
de berekende draagkracht wordt verhoogd.
Als gevolg van obstakels in de grond kan de stalen buispaal (met name bij seg-
menten) uit de goede richting verlopen. De buispaal kan dan gebogen in de
grond komen te staan. Een zekere afwijking van de ideale lijn (verticale stand)
wordt bij stalen segmentbuizen geaccepteerd.
De controle op de grootte van de kromming van de paal kan worden uitgevoerd
door het in de paal laten zakken van een lamp. Een gedeelte van de op de bodem
van de paal aanwezige grindprop moet nog te zien zijn.
CUR-Aanbeveling 114
23
Indien van toepassing moeten ook de volgende zaken genoteerd worden:
- schoorstand;
- aardepaal ja / nee;
- dichtstbijzijnde sonderingnummer;
- rijp op de wapening (eventueel bij vorst).
8.3 Per paalsysteem
Per paalsysteem moeten de onderstaande zaken duidelijk worden vastgelegd en per dag
worden gerapporteerd.
8.3.1 Prefab betonpalen
- betonkwaliteit;
- valhoogte / slagenergie, type heihamer en massa valgewicht;
- fabricagedatum van de paal (ouderdom van de paal);
- fabrikant prefab betonpalen;
- bij toepassing van een dieselblok het aantal slagen per minuut;
- schachtafmeting;
- paallengte;
- aantal slagen per tocht (slagcijfer);
- wapening(code);
- aangeven vanaf welke diepte er een stalen oplanger gebruikt wordt;
- niveau waarop de nieuwe mutsvulling is aangebracht.
8.3.2 Vibropalen
- slagenergie / valhoogte;
- betonkwaliteit;
- betonspecie verbruik per paal (geschat aan de hand van de inhoud van de kubel);
Opmerking
De zaken gemerkt met een * worden niet specifiek door de toezichthouder gere-
gistreerd, maar kunnen ook berekend worden op basis van de geregistreerde
gegevens of automatisch worden geregistreerd in het materieel van de aannemer.
Zie ook hoofdstuk 12 over automatische registratie.
- afmeting buis en deksel, inclusief wand- en plaatdikte;
- paallengte;
- aantal slagen per tocht (slagcijfer);
- bij een dieselblok het aantal slagen per minuut;
- datum van afstorten;
- wapening(code);
- noteren wanneer en hoelang "bleeding" is opgetreden na het maken van de paal;
- noteren wanneer en hoeveel de beton na het maken van de paal nazakt of omhoog
komt;
- noteren wanneer en hoe diep de buis is nageheid.
8.3.3 Fluïdatiepalen
- toerental trilblok*
- betonkwaliteit;
- betonspecie verbruik per paal (geschat aan de hand van de inhoud van de kubel);
- afmeting buis en afmeting deksel;
- paallengte;
- tijdsduur intrillen per tocht;
- datum van afstorten;
- tijdsduur droog natrillen van de buis;
- verbruikte waterhoeveelheid per paal;
- injectiedruk water*;
- wapening(code);
- noteren wanneer en hoelang "bleeding" is opgetreden na het maken van de paal;
- noteren wanneer en hoeveel de beton na het maken nazakt of omhoog komt.
8.3.4 Stalen (segment)buispalen
- valhoogte en massa valgewicht (bij een snelslag heihamer het aantal slagen per
minuut);
- afmeting en wanddikte buis en afmeting punt;
- paallengte;
- aantal segmenten en lengte per segment;
- aantal slagen per tocht (bij een snelslaghamer tijdsduur per tocht);
- wapening(code);
- hoogte en volume van de beton/grindprop.
8.3.5 Boor / schroefpalen
Boor / schroefpalen zijn er in allerlei soorten en maten. Op hoofdlijnen wordt onder-
scheid gemaakt in grondverwijderend boren / schroeven, beperkt grondverdringend
boren / schroeven en grond verdringend boren / schroeven. De onderstaande zaken
dienen duidelijk te worden vastgelegd en per dag te worden gerapporteerd.
8.3.5.1 Grondverwijderend systeem
- betonkwaliteit;
- diameter avegaar;
- paallengte;
- starttijd boren;
- tijdstip boren gereed;
- boordruk per 25 cm zakking van de avegaar*;
- schraapfactor per eenheid van lengte;
- boormoment per 25 cm zakking van de avegaar*;
- treksnelheid van de avegaar*;
- aantal slagen van de betonpomp;
Toelichting
Het betreft gesloten en open stalen buispalen. Voor open stalen buispalen zijn
segmenten en de grind / betonprop niet van toepassing.
CUR-Aanbeveling 114
24
CUR-Aanbeveling 114
25
- aantal liters per slag betonpomp;
- betonspecie verbruik per paal;
- betonspeciedruk*
- wapening(code);
- noteren wanneer er een mixerwissel heeft plaatsgevonden;
- noteren wanneer en hoelang "bleeding" is opgetreden na het maken van de paal;
- noteren wanneer en hoeveel de beton na het maken nazakt of omhoog komt;
- noteren wanneer en hoeveel tijd er stagnatie heeft plaatsgevonden tijdens het
maken van een paal en de hoogte waarover is teruggeboord.
8.3.5.2 Beperkt grondverdringend systeem
- betonkwaliteit;
- afmeting avegaar / buis;
- diameter punt;
- paallengte;
- starttijd boren;
- tijdstip boren gereed;
- boordruk per 25 cm zakking van de avegaar / buis*;
- schraapfactor per 25 cm zakking van de avegaar / buis;
- boormoment per 25 cm zakking van de avegaar / buis*;
- treksnelheid van de avegaar / buis*;
- aantal slagen van de betonpomp;
- aantal liters per slag betonpomp;
- betonspecie verbruik per paal (eventueel geschat aan de hand van de inhoud van de
kubel);
- wapening(code);
- noteren wanneer er een mixerwissel heeft plaatsgevonden (indien van toepassing);
- noteren wanneer en hoelang "bleeding" is opgetreden na het maken van de paal;
- noteren wanneer en hoeveel de beton na het maken nazakt of omhoog komt.
8.3.5.3 Grondverdringend systeem
- betonkwaliteit;
- diameter buis;
- puntafmeting;
- paallengte;
- pulldown kracht*;
- schraapfactor per 25 cm zakking van de boorbuis (tenzij een gladde boorbuis wordt
toegepast) *;
- boormoment per 25 cm zakking van de boorbuis*;
- treksnelheid van de boorbuis*;
- betonspecie verbruik per paal (geschat aan de hand van de inhoud van de kubel);
- wapening(code);
- noteren wanneer en hoelang "bleeding" is opgetreden na het maken van de paal;
- noteren wanneer en hoeveel de beton na het maken nazakt of omhoog komt;
- groutinjectiedruk*;
- hoeveelheid grout en groutsamenstelling (indien van toepassing).
Toelichting
Wanneer men verwacht dat het boren / schroeven van een buis zeer zwaar zal
verlopen (of de paal helemaal niet op diepte zal komen of een hogere draagkracht
nodig is), kan tijdens het boren worden geïnjecteerd met grout. Door het injecte-
ren van grout zal de wrijving langs de stalen buis verminderen, waardoor het
boren lichter verloopt. Bij paalsystemen met een permanente buis zal in dit geval
tevens een hogere paalschacht wrijving (draagkracht) ontstaan.
CUR-Aanbeveling 114
26
8.3.6 Combinatiepalen
Bij combinatiepalen, zowel vibro- als boor / schoef-combipalen, dienen onderstaande
zaken eveneens genoteerd te worden:
- betonkwaliteit van het prefab element;
- lengte prefab element;
- schachtafmetingen prefab element;
- stortdatum prefab element;
- fabrikant prefab element;
- groutverbruik*;
- hoogte waarover de grout / mortel aanwezig is;
- zakking van het waterniveau*.
9 Praktische problemen
9.1 Inleiding
De toezichthouder zal, afhankelijk van de omstandigheden en de aard van het project,
voldoende kennis moeten hebben van het betreffende paalsysteem en de ondergrond.
Belangrijk is dat de betreffende persoon beschikt over de nodige ervaring en problemen
kan signaleren.
De problemen die regelmatig aan de orde komen worden hieronder beschouwd. De
volgende onderverdeling is aangehouden:
- algemene problemen;
- problemen in relatie tot de ondergrond;
- paalspecifieke problemen.
9.2 Algemene problemen
9.2.1 Kwaliteit / begaan- en bereikbaarheid van de bouwput
Met enige regelmaat doen zich in de funderingsfase van een project ongelukken voor
die direct of indirect te maken hebben met de kwaliteit van de bouwput. Dit geldt zowel
voor persoonlijke ongevallen als voor ongevallen met (zwaar) materieel. Gesteld kan
worden dat voor een juiste uitvoering van funderingswerkzaamheden, een droge en
draagkrachtige bovenlaag (werkvloer) noodzakelijk is. Vooral in natte jaargetijden is het
zorgen voor een goede waterafvoer geen overbodige luxe. Naast de oorzaak van onge-
vallen, kan een slechte kwaliteit van de bouwput ook de aanleiding zijn van grote paal-
afwijkingen en gebroken of gescheurde palen. De beoordeling van de bouwputkwaliteit
kan geschieden op basis van CUR/CROW/Arbouw publicatie [11].
9.2.2 Ontbreken van gegevens bij start heiwerk
De toezichthouder dient op basis van de aan hem verstrekte gegevens een aantal zaken
te controleren. Het controleren van de uitgevoerde werkzaamheden dient te geschieden
op basis van de meest actuele c.q. laatste versies van:
- de afspraken gemaakt tijdens de heibespreking;
- het (goedgekeurde) definitieve palenplan, de palenstaten, de werktekeningen, e.d;
- de sondeergrafieken;
- de rapporten met funderingsadviezen.
Indien één of meerdere van de hierboven vermelde documenten niet op de bouwlocatie
aanwezig of verouderd is, kan een toezichthouder zijn werkzaamheden niet naar beho-
Toelichting
Als de groutomhulling niet reikt tot het werkniveau dient tijdens het trekken van
de buis het bovenste deel met water gevuld te worden om voldoende druk op het
grout te houden. In verband met de veiligheid op de bouwplaats dienen resteren-
de gaten na het trekken z.s.m. (met zand) gevuld te worden.
CUR-Aanbeveling 114
27
ren uitvoeren. Zonder deze documenten, alsmede de instructies uit de heibespreking,
mag niet gestart worden met het installeren van de palen.
9.2.3 Werkniveau bouwput
Bij aanvang van de funderingswerkzaamheden dient de hoogte van de (uitgegraven)
bouwput t.o.v. NAP bekend te zijn, zie figuur 1. De aannemer dient te zorgen dat deze
maat aan alle betrokken partijen wordt meegedeeld. Omdat de aannemer altijd rekent
in maten ten opzichte van het bouwpeil, terwijl de constructeur (en dus ook de toezicht-
houder in de funderingsfase) altijd rekent ten opzichte van NAP, ontstaan er in de prak-
tijk vaak problemen. De toezichthouder dient te noteren van wie deze informatie
afkomstig is, dit om achteraf discussies te voorkomen. De peilmaat en de referentie die-
nen op het palenplan te zijn vermeld.
Het werkniveau van de bouwput dient in de heibespreking aan alle betrokken partijen
bekend te worden gemaakt en te worden genotuleerd.
Figuur 1: Mogelijke verwarring bij de naamgeving van het werkniveau
9.2.4 Niet kunnen bereiken beslissingsbevoegde personen
In de praktijk komt het regelmatig voor dat perso(o)n(en) niet direct bereikbaar is / zijn
na het constateren van een afwijking of probleem.
Aanbevolen wordt om in de heibespreking duidelijke afspraken te maken over de wijze
van communicatie tussen de betrokken partijen / personen en deze afspraken ook te
notuleren.
9.2.5 Schoorpalen
Bij het uitzetten van de locatie van schoorpalen dient rekening te worden gehouden
met het verschil in hoogte van het werkniveau ten tijde van de heiwerkzaamheden en
de hoogte van de naderhand uitgegraven put op onderkant fundering, zie bijlage I.
Toelichting
Zonder juiste palentekening en wapeningsstaat is het niet mogelijk te controle-
ren of de juiste paal op de juiste plaats gemaakt wordt. Sonderingen zijn nodig
om te controleren of de kalendering overeenkomt met de verwachte bodemop-
bouw ter plaatse. Gecontroleerd dient te worden of het funderingsadvies de juiste
locatie betreft. Zonder sondering en funderingsadvies is het niet mogelijk te con-
troleren of de paal geïnstalleerd is conform de door de constructeur gebruikte
ontwerpparameters.schroefpalen geldt hierbij nog aanvullend een minimale
h.o.h. afstand van 2 m.
CUR-Aanbeveling 114
28
9.2.6 Verschil in acceptatie van "afwijkingen"
Acceptatie van sommige afwijkingen kan in Nederland wel eens gebiedsafhankelijk
zijn. Belangrijk is dat de werk- en toetsingswijze bindend wordt vastgelegd in het ver-
slag van de heibespreking.
9.3 Problemen in relatie tot de ondergrond
9.3.1 Algemeen
Afwijkingen en problemen bij het installeren van paalfunderingen hebben vaak een
relatie met de ondergrond. Bij het kwalificeren van de mogelijke afwijkingen en proble-
men in relatie tot de ondergrond is de inbrengmethode van belang. Heipalen en in de
grond gevormde palen zijn beschouwd.
9.3.1.1 Heipalen
Een globale indruk van de grondslag kan bij geheide palen worden verkregen aan de
hand van het slagdiagram, zie bijlage H.
Gezocht wordt naar een slagcijfer op paalpuntniveau van 20 à 25 slagen. Een afwijkend
slagcijfer kan worden veroorzaakt door een afwijkende bodemopbouw en/of grondei-
genschappen of een mankement aan de paal en/of de heihamer. Ook andere factoren,
zoals de combinatie paal / heihamer en ondeskundig menselijk handelen, kunnen de
oorzaak zijn van afwijkende slagcijfers.
Om een goede interpretatie mogelijk te maken dienen de keuze en de instellingen van
de heihamer te worden afgestemd op een slagcijfer van 25 slagen per 25 cm.
Afwijkingen kunnen dan achteraf beter worden vastgesteld.
In tegenstelling tot de specifieke problemen inherent aan het paaltype zijn de aan de
ondergrond gerelateerde problemen tijdens het heien vaak te constateren aan de hand
van afwijkende slagcijfers:
A. Lage slagcijfers (geen of onvoldoende stuit), mogelijk veroorzaakt door:
- afwijkingen in de ondergrond;
Toelichting
In de Flevopolder worden, in tegenstelling tot de overige regio's in Nederland,
tabellen gebruikt om te kijken of een paal op basis van het slagdiagram voldoen-
de draagkracht heeft. Een goede bestudering van de werkwijze van deze tabellen
is voor de toezichthouder onontbeerlijk om in deze regio toezicht te kunnen
houden.
Toelichting
De bodemgesteldheid bij paalfunderingen wordt grotendeels bepaald aan de hand
van sonderingen. Het sondeeronderzoek is echter nooit volledig dekkend voor het
gehele funderingsoppervlak, zodat tijdens de uitvoering van het heiwerk altijd
een risico bestaat dat de bodemopbouw tussen onderzoekspunten afwijkt van de
uitgangspunten tijdens de ontwerpfase. De belangrijkste afwijkingen zijn de
variaties in de vaste zandlaag waarin de palen worden gefundeerd. Te weten:
- de dikte (anders dan verwacht);
- het niveau (anders dan verwacht);
- en pakkingsdichtheid (lager dan verwacht).
Deze afwijkingen worden veelal veroorzaakt door oude stroomgeulen en verschil
in locale afzettingen.
De kans dat dergelijke afwijkingen tijdens de uitvoering aan het licht komen
neemt af naar mate de intensiteit van het grondonderzoek toeneemt. Afwijkingen
zijn echter nooit uit te sluiten. De intensiteit van het grondonderzoek dient te vol-
doen aan de eisen gesteld in EC7, zie bijlage M. Als leidraad bij het plannen van
grondonderzoek kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van CUR publicatie
2003-7 [8].
CUR-Aanbeveling 114
29
- wateroverspanningen;
- afwijkende pakkingsdichtheid;
- paalbreuk;
- geringe puntweerstand (kleefpaal);
- te zwaar blok of te veel hei-energie;
Toelichting
In de met water verzadigde zandlagen, waarin in Nederland vrijwel alle paalfun-
deringen worden geïnstalleerd, ontstaan tijdens het heiproces wateroverspannin-
gen.
De oorzaak zit in het grote verschil tussen de waterdoorlatendheid van het korrel-
skelet en de indringsnelheid van de paal.
Een prognose van het heigedrag op basis van de gegevens van de heihamer, de
paal en de grond houdt rekening met de wateroverspanning.
Een afwijking tussen prognose en werkelijkheid is altijd reden voor professionele
aandacht van de geotechnisch adviseur. Een gemeten slagcijfer dat duidelijk lager
is dan de verwachting betekent niet altijd dat er sprake is van negatieve gevolgen
door wateroverspanning.
Naheien na een dag resulteert er veelal in dat na het losheien (afhankelijk van de
inheidiepte en de mate van verdringing) hetzelfde lage slagcijfer wordt gevonden.
De oorzaak van het lage slagcijfer ligt in dit geval niet bij w
Reacties