CUR-Aanbeveling 118:2015
Specialistische instandhoudings -
technieken - repareren van beton
CUR-Aanbeveling 118:2015
Specialistische instandhoudingstechnieken - repareren
van beton
CUR-Aanbeveling 118:2015 biedt vernieuwende inzichten
en eenvoud bij betonreparatie. De CUR-Aanbeveling
geeft definities, classificaties, eisen en regels voor de
specialistische instandhoudingstechniek betonreparatie.
In deze CUR-Aanbeveling wordt onderscheid gemaakt
in drie uitvoeringsklassen, te weten esthetische beton-
reparatie, technische betonreparatie en constructieve
betonreparatie. Hiermee wordt het voorschrijven, het
controleren en het borgen van betonreparatie binnen
Nederland flink vereenvoudigd.
Deze CUR-Aanbeveling biedt tevens een verduidelijking
en/of aanvullende eisen op de normdelen van NEN-EN
1504 "Producten en systemen voor de bescherming en
reparatie van betonconstructies". Deze verduidelijking
en/of aanvullende eisen zijn onder andere noodzakelijk
omdat:
? in NEN-EN 1504 informatieve, vrijblijvende
teksten zijn opgenomen die in Nederland via de
CUR-Aanbevelingen 53 t/m 55 bindend waren,
en/of;
? er behoefte was aan nadere invulling of duiding
voor in Nederland specifieke zaken of gebruiken.
CUR-Aanbeveling 118:2015 heeft ook als doel om
onduidelijkheid en verwarring in de markt weg te nemen
over de te hanteren regelgeving respectievelijk de te
stellen eisen aan de materialen en uitvoering.
Met de publicatie van deze nieuwe CUR-Aanbeveling
komen CUR-Aanbevelingen 53, 54 en 55 te vervallen.
ARTIKELNUMMER AA118
SBRCURnet
Postbus 516
2600 \fM Del\bt De Bouwcampus
Van der Burghweg 1
2628 CS Del\bt T 015 - 303 0500
in\bo@sbrcurnet.nl
www.sbrcurnet.nl
CUR-Aanbeveling 118:2015
Specialistische instandhoudingstechnieken ? repareren van beton
cover_aanbeveling-118.indd 1 15-10-2015 16:16:20
Aansprakelijkheid
SBRCURnet en degenen die aan dit product hebben meegewerkt, hebben een zo groot mogelijke zorgvuldigheid betracht bij het samenstellen van deze publicatie. Toch kan niet worden uitgesloten dat de inhoud onjuist - heden bevat. De gebruiker van dit product aanvaardt daarvoor het risico. SBRCURnet sluit, mede ten behoeve van de auteurs, iedere aansprakelijkheid uit voor schade die mocht voortvloeien uit het gebruik van infor - matie uit dit product.
© SBRCURnet
Alle rechten voorbehouden. Niets van deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opge - slagen in een geautomatiseerd gegevens - bestand, getransformeerd tot software of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opname of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestem - ming van de uitgever.
Voorzover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet 1912 in verbinding met het Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedin - gen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 882, 1180 AW Amstelveen). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloem lezingen, readers en andere compila - tiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient u zich te richten tot: SBRCURnet, Postbus 516, 2600 AM Delft.
No part of this book may be reproduced in any form by print, photoprint, microfilm, stored in a database or retrieval system, or any other means without written permission from the SBRCURnet.
Colofon
DrukScan Laser bv
2015Artikelnummer: AA118
Meer informatie
U vindt meer informatie over alle SBRCURnet-producten en -projecten op www.sbrcurnet.nl.
Wilt u op de hoogte blijven van onze activiteiten? Meld u dan via www.sbrcurnet.nl aan voor onze gratis e-mailnieuwsbrief.
Heeft u meer vragen over deze publicatie?Bel met de afdeling verkoop via (015) 303 05 00 of stuur een mail naar verkoop@sbrcurnet.nl.
cover_aanbeveling-118.indd 2 15-10-2015 16:16:21
CUR-Aanbeveling 118:2015
Specialistische instandhoudings-
technieken - repareren van beton
SBRCURnet, Delft oktober 2015
3
Inhoud
1 Onderwerp en toepassings-
gebied 7
1.1 Onderwerp 7
1.2 Toepassingsgebied 8
2 Termen en definities 9
3 Classificaties 11
3.1 Algemeen 11
3.2 Uitvoeringsklassen 11
3.3 Milieuklasse 12
3.4 Gevolgklassen 12
3.5 Niveau controle en verslaglegging 13
4 Organisatie 15
4.1 Voorbereiding 15
4.2 Vastleggen vereisten aan het herstel
15
4.2.1 Algemeen 15
4.2.2 Specifiek voor uitvoeringsklasse RS 16
4.3 Werkplan 17
4.4 Startbespreking uitvoering 18
4.5 Wijziging in uitvoeringsklasse 18
4.6 Tegenstrijdigheid 19
5 Eisen aan materialen 21
5.1 Algemeen 21
5.2 Mortel, cementgebonden 21
5.2.1 Reparatiemortel, cementgebonden 21
5.2.2 Spuitbeton 23
5.2.3 Betonmortel 23
5.3 Mortel, kunstharsgebonden 23
5.4 Hechtlaag 23
5.5 Corrosiebescherming betonstaal 24
5.6 Betonstaal 24
5.7 Vezels 24
6 Eisen aan de uitvoering 25
6.1 Algemeen 25
6.2 Personeel 25
6.3 Verwijderen beton op reparatieplek 25
6.3.1 Omvang 26
6.3.2 Methode van verwijderen 28
6.4 Opruwen en reinigen ondergrond 28
6.5 Betonstaal 28
6.5.1 Reinigen, ontroesten 28
6.5.2 Constructief herstel (RS), wapening 29
6.5.3 Betonstaal bijplaatsen 30
6.6 Voegen en scheuren in ondergrond 31
6.7 Bekisting 31
6.8 Materialen 31
6.8.1 Opslag 31
6.8.2 Juistheid 31
6.8.3 Reparatiesysteem 32
6.8.4 Doseren en mengen 32
6.9 Aanbrengen corrosiewerende laag 32
6.10 Aanbrengen hechtlaag 33
6.11 Aanbrengen mortel 33
6.11.1 Algemeen 33
6.11.2 Cementgebonden mortel, handmatig ver -
werken 33
6.11.3 Cementgebonden mortel, spuiten 33
6.11.4 Kunstharsgebonden mortel 34
6.12 Dekking op betonstaal 34
6.13 Ontkisten 34
6.14 Uitvoering tijdens ongunstige weer -
somstandigheden 34
6.14.1 Corrosiewerende laag, hechtlaag 34
6.14.2 Cementgebonden mortel 35
6.14.3 Kunstharsgebonden mortel 35
6.15 Nabehandelen 35
6.15.1 Algemeen 35
6.15.2 Cementgebonden mortel 36
6.15.3 Kunstharsgebonden mortel 36
6.16 Gaten van in het werk uitgevoerde
beproevingen 36
CUR-Aanbeveling 118:2015 | Specialistische instandhoudingstechnieken - repareren van beton
4
7 Eisen aan de uitgevoerde
reparatie 37
7.1 Algemeen 37
7.2 Mechanische eigenschappen 37
7.2.1 Druksterkte 37
7.2.2 Elasticiteitsmodulus 37
7.2.3 Hechting 37
7.2.4 Hechtsterkte 38
7.3 Verdichting 38
7.4 Dekking 38
7.5 Scheurwijdte 38
7.6 Maattoleranties, vlakheid 39
7.7 Textuur 39
8 Geschiktheidsonderzoek 41
9 Keuring en controle 43
9.1 Algemeen 43
9.2 Keuringsaspecten en frequentie 43
9.3 Keuringscriterium 43
9.4 Uitvoeren keuringen 43
9.4.1 Algemeen 43
9.4.2 Druksterkte 43
9.4.3 Hechtsterkte 44
9.4.4 Verdichting 44
9.4.5 Scheurwijdte 44
9.4.6 Vlakheid 44
10 Registraties en documentatie 45
10.1 Algemeen 45
10.2 Uitwerking per niveau 45
10.2.1 Niveau 1 45
10.2.2 Niveau 2 45
10.2.3 Niveau 3 45
10.2.4 Niveau 4 45
10.3 Instructie voor inspectie en beheer 46
Titels van vermelde normen en Aanbevelingen 47
Bijlage A: Beoordelingsmethoden en frequentie 49
Bijlage B: Voorbeeld controlelijst
projectspecificatie 53
Bijlage C: Voorbeeld controlelijst werkplan 55
Bijlage D: Voorbeeld projectoverzicht 57
Bijlage E: Voorbeeld registratieformulier metingen 59
Bijlage F: Eisentabel materialen 61
Bijlage G: Relatie met NEN-EN 1504 63
CUR-Aanbeveling 118:2015 | Specialistische instandhoudingstechnieken - repareren van beton
5
CUR-Aanbeveling 118:2015
Deze CUR-Aanbeveling geeft een verduidelijking en/of aanvullende eisen o\
p de normdelen van
NEN-EN 1504 "Producten en systemen voor de bescherming en reparatie v\
an betonconstructies".
Deze verduidelijking en/of aanvullende eisen zijn onder andere noodzakelijk omdat:
? in NEN-EN 1504 informatieve, vrijblijvende teksten zijn opgenomen die in Nederland via de CUR-
Aanbevelingen 53 t/m 55 bindend waren, en/of;
? er behoefte was aan nadere invulling of duiding voor in Nederland specifi\
eke zaken of gebruiken.
Deze CUR-Aanbeveling moet ook onduidelijkheid en verwarring in de markt \
wegnemen over de te
hanteren regelgeving respectievelijk de te stellen eisen aan de material\
en en uitvoering.
? Normserie NEN-EN 1504 is bindend voor producten/leveranciers bij het bep\
alen van materiaalei -
gen-schappen ten behoeve van CE markering. De normserie legt vast welke eigenschappen van
een product belangrijk zijn in relatie tot de toepassing. De eisen aan m\
aterialen in de normserie
NEN-EN 1504 betreffen veelal een onder- of bovengrens aan een bepaalde\
eigenschap, bijvoor -
beeld de druksterkte. De uiteindelijke gewenste prestaties van de betonreparatie zelf kunnen
hiervan afwijken.
? Er is een groot aantal Europese normen beschikbaar voor het beproeven va\
n de eigenschappen
van (reparatie)mortels. De bepalingsmethoden opgenomen in CUR-Aanbevel\
ingen 53, 54 en 55
wijken daar soms van af. Met deze CUR-Aanbeveling wordt wat betreft de testmethoden voor
reparatiemortels aangesloten op NEN-EN 1504.
? Indien er Europese regelgeving is, moet nationale regelgeving over hetze\
lfde onderwerp worden
ingetrokken. Deze regel geldt in beginsel voor NEN-normen. Omdat CUR-Aanbevelinge\
n ook een
regelgevend kader scheppen, is besloten de CUR-Aanbevelingen voor betonr\
eparatie (CUR-
Aanbeveling 53, 54 en 55) tegen het licht te houden en af te stemmen op\
de normserie NEN 1504.
Het resultaat daarvan is deze CUR-Aanbeveling. De CUR-Aanbevelingen 53 t\
/m 55 worden hierbij
ingetrokken.
Deze CUR-Aanbeveling fungeert als verbindende schakel tussen de Europese normserie NEN-EN
1504 en betonreparatie in de Nederlandse praktijk. In bijlage G wordt in\
gegaan op de relatie tussen
beide. Doel van deze CUR-Aanbeveling is duidelijkheid en eenvoud te scheppen \
door reparaties te
rubriceren in klassen en daarmee het voorschrijven, het controleren en h\
et borgen van betonreparatie
binnen Nederland te vereenvoudigen.
De aanvullingen en wijzigingen ten opzichte van NEN-EN 1504 zoals opgeno\
men in deze CUR-Aanbe -
veling betreffen onder meer:
? Een indeling in uitvoeringsklassen. Onderscheid wordt gemaakt in: esthet\
ische reparatie, techni -
sche reparatie en constructieve reparatie van beton. Doel van deze klass\
en is het beschrijven van
de gewenste materialen, de voorwaarden en eisen aan de uitvoering alsmed\
e het beoordelen
van het eindresultaat te vereenvoudigen. In plaats van een verwijzing na\
ar diverse paragrafen uit
de NEN-EN 1504 normserie kan daarmee worden volstaan met het aangeven va\
n slechts enkele
aspecten, waaronder de uitvoeringsklasse.
? Het bindend voorschrijven van eisen die in NEN-EN 1504 als informatief z\
ijn opgenomen.
? Het nader uitwerken van de keuringsfrequentie. Het keuringsregiem is daarbij in analogie met
NEN-EN 1990 afhankelijk gesteld van gevolgklassen en de uitvoeringsklasse.
Voor de techniek spuitbeton, die ook onderdeel uitmaakt van deze CUR-Aanb\
eveling, is alleen
NEN-EN 1504 als basis genomen, behoudens de eisen aan de materialen. Dit\
betekent dat spuitbe -
ton gezien wordt als één van de aanbrengmethode bij het repareren \
van betonschade. De Europese
normserie NEN-EN 14487 voor spuitbeton gaat verder en is ook toepasbaar \
voor nieuw werk. Injec -
teren wordt in een aparte CUR-Aanbeveling opgenomen. Dit betekent dat CUR-Aanbeveling 56 over
injecteren in 2016 wordt herzien.
CUR-Aanbeveling 118:2015 | Specialistische instandhoudingstechnieken - repareren van beton
6
Deze CUR-Aanbeveling is opgesteld door CUR-Voorschriftencommissie 97 "Herziening CUR-Aanbe -
velingen betonreparatie". Op het moment van publicatie van deze Aanbeveling was deze commissie
als volgt samengesteld: Ing. A. Hoogstraten (voorzitter), ir. C.A. van der Steen (secretaris, rapporteur),
ing. F.M. van Beek, ing. M. de Jonker, ing. G. Hagmolen of ten Have, ing. C.J.A.M. Köhler, ing. G. van
Leeuwen, ing. B.J. van der Woerd, E. Kampman, drs. E. Vega (projectmanager SBRCURnet).
NEN/CUR-commissie 353 039/VC12 'Beton' en NEN/CUR-commissie 351 085/VC18 'Uitvoering beton -
constructies' stemmen in met de inhoud van deze CUR-Aanbeveling 118.
CUR-Aanbeveling 118:2015 | Specialistische instandhoudingstechnieken - repareren van beton
7
Onderwerp en toepassingsgebied 1
1 .1 Onderwerp
Deze CUR-Aanbeveling geeft definities, classificaties, eisen en rege\
ls voor de specialistische instand -
houdingstechniek betonreparatie. In deze CUR-Aanbeveling wordt onderscheid gemaakt in drie
uitvoeringsklassen, te weten esthetische betonreparatie, technische betonreparatie en constructieve
betonreparatie.
Deze CUR-Aanbeveling vormt een verbindende schakel tussen de normserie NEN-EN 1504 en de
Nederlandse praktijk ten aanzien van het repareren van beton. Deze CUR-A\
anbeveling volgt de
normserie NEN-EN 1504 waar het gaat om betonreparatie, vult deze nader in en stelt additionele
eisen.
De methoden uit NEN-1504-9 die onderwerp zijn van deze CUR-Aanbeveling z\
ijn weergegeven in
tabel 1.
Tabel 1 Principes en methoden uit NEN-EN 1504-9 die onderdeel zijn van de\
ze CUR-Aanbeveling
Principe
(nr. stemt overeen met tabel
1 uit NEN-EN 1504-9)
Voorbeelden van methoden gebaseerd op principe Relevant deel uit
NEN-EN 1504 normserie
3. Betonreparatie 3 .1 Handmatig aanbrengen
mortel
3
3.2 Gieten/aanstorten van mortel 3
3.3 Spuiten van mortel 3
4. Constructieve versterking 4.4 toevoeging van mortel (of
beton)
3, 4
7. Behoud of herstel pas -
sivering
7.1 vergroten van de dekking
door extra mortel (of beton)
3
7. 2 vervangen van aangetast of
gecarbonateerd beton
3
11. Beheersen anode
(Beschermen betonstaal
tegen corrosie)
11.1 actieve coating 7
11.2 isolerende coating 7
Opmerking 1
Keuring en controle van materiaaleigenschappen zijn niet opgenomen in dez\
e CUR-Aanbeveling.
Wel opgenomen zijn de te stellen eisen aan de materialen in relatie tot d\
e uitvoeringsklasse.
Opmerking 2
Principe 11 betreft het aanbrengen van een beschermingslaag rondom het b\
etonstaal.
CUR-Aanbeveling 118:2015 | Specialistische instandhoudingstechnieken - repareren van beton
8
1.2 Toepassingsgebied
Deze CUR-Aanbeveling is van toepassing op het repareren van beton met ce\
ment- en kunstharsge -
bonden mortels die fabrieksmatig zijn gedoseerd en verpakt of in bulk wo\
rden aangevoerd en die
worden aangebracht door middel van één van de volgende verwerkings\
technieken:
1. handmatig verwerken (zie opmerking);
2. spuiten (uitsluitend voor cementgebonden producten).
Opmerking
Het aanstorten, gieten of het verpompen van mortel onder lage druk zonde\
r dat daarbij een
noemenswaardige verdichting optreedt door de wijze van aanbrengen, valt \
onder de categorie
handmatig repareren.
Deze CUR-Aanbeveling behandelt uitsluitend de technische aspecten van ee\
n betonreparatie. Eisen
aan uiterlijke kenmerken anders dan de vlakheid, zijn niet opgenomen in deze CUR-Aanbeveling e\
n
moeten desgewenst aanvullend worden overeengekomen.
Opmerking
Voor uiterlijke aspecten van beton wordt gewezen op CUR-Aanbeveling 100:2013 "Schoo\
n beton".
Voor het restaureren van monumenten gelden doorgaans ander uitgangspunten\
dan in deze CUR-
Aanbeveling verwoord. Te denken is aan de omvang van het saneren en de toe te passen mortel.
Desondanks kan deze CUR-Aanbeveling een basis vormen voor het repareren \
van historisch
beton.
CUR-Aanbeveling 118:2015 | Specialistische instandhoudingstechnieken - repareren van beton
9
Termen en definities 2
2.1 Beschermingsmiddel voor betonstaal: materiaal dat op betonstaal wordt aa\
ngebracht om
corrosie ervan tegen te gaan gedurende een bepaalde tijd.
2.2 Betononderhoudskundige: persoon die beschikt over het diploma "Betono\
nderhoudskundige
BV" of gelijkwaardige kwalificatie.
2.3 Charge: mengsel met vaste receptuur dat door de fabrikant/leverancier af\
zonderlijk en in één
keer wordt bereid.
2.4 Cementgebonden mortel (CC): mengsel van cement, gegradeerd toeslagmateriaal en eventueel
hulpstoffen en vulstoffen, waarbij door toevoeging van water hydrata\
tie optreedt en het
materiaal verhardt. In het kader van deze Aanbeveling wordt dit mengsel \
zowel in droge
als niet-verharde en verharde toestand aangeduid als mortel.
2.5 Cementgebonden polymeer gemodificeerde mortel (PCC): cementgebonden \
mortel waaraan
polymeer is toegevoegd in een zodanige hoeveelheid dat het specifieke eigenschappen geeft.
2.6 Constructieve betonreparatie: reparatie van betonschade die constructiev\
e gevolgen heeft, met
het primaire doel het draagvermogen of de constructieve functie van het \
te
repareren onderdeel te herstellen of te vergroten.
Opmerking
Bedoeld is dat voor aanvang van de betonreparatie vast staat dat de opgetreden betonschade
constructieve gevolgen heeft.
2.7 Esthetische betonreparatie: reparatie van oppervlakkige betonschade, waarbij de schade geen
effect heeft op de duurzaamheid, het technisch- of het constructief fu\
nctioneren van het
te repareren onderdeel en waarbij er op de reparatieplek geen betonstaal\
aanwezig is.
2.8 Gieten: techniek voor het handmatig verwerken waarbij de mortel door middel van gieten of
verpompen op de reparatieplek wordt aangebracht, waarna deze wordt verdi\
cht en afgewerkt.
2.9 Hechtlaag (ook wel voorstrijkmiddel genoemd): een materiaal wordt aang\
ebracht op de onder-
grond met het doel de hechting van de mortel te bevorderen dan wel de li\
jmlaag bedoeld om
vaste materialen aan elkaar te verbinden.
2.10 Handmatig verwerken: het handmatig aanbrengen en vervolgens handmatig afwerken van een
mortel.
2.11 Kunstharsgebonden mortel (PC): mengsel van in hoofdzaak kunstharsbindmi\
ddel en
gegradeerd toeslagmateriaal dat hard wordt door een chemische reactie.
2.12 Mortel: materiaal dat wordt gebruikt bij het repareren van beton en dat \
kan bestaan uit een
reparatiemortel (cement- of kunstharsgebonden), betonmortel of spuitbe\
ton.
2.13 Reinigen: techniek, die volgt op het saneren van beton en die is bedoeld \
om de hechting van
de mortel te verbeteren of te optimaliseren.
2.14 Reparatieplek: plaats of de locatie op de constructie waar zich de te her\
stellen of herstelde
schade bevindt.
CUR-Aanbeveling 118:2015 | Specialistische instandhoudingstechnieken - repareren van beton
10
2.15 Saneren ondergrond: bewerking van de reparatieplek zodanig dat deze na h\
et reinigen
geschikt is voor het aanbrengen van de mortel c.q. uitvoering van de reparatietechniek.
2.16 Spuitbeton: mortel die in een gesloten, drukvaste slang of leiding naar \
de verwerkingsplek
wordt getransporteerd en met een hoge snelheid via een spuitkop op een ondergrond
wordt aangebracht en daardoor wordt verdicht. In het kader van deze Aanb\
eveling wordt
dit mengsel in zowel droge, natte, niet-verharde en verharde toestand aangeduid als
spuitbeton.
2.17 Technische betonreparatie: reparatie van betonschade met het primaire doe\
l de duurzaamheid
van het onderdeel te herstellen en verdergaande corrosie te voorkomen van eventueel
aanwezig betonstaal in de reparatieplek.
2.18 Houdbaarheidsdatum: termijn waarbinnen nog niet verwerkt materiaal voldo\
et of kan voldoen
aan de eisen volgens het productspecificatieblad, rekening houdend met de door de leveran-
cier voorgeschreven opslagcondities.
2.19 Wapening, niet-constructief: in beton aanwezig betonstaal dat niet bedoel\
d is voor het kunnen
opnemen van belastingen respectievelijk niet van belang is voor de draag\
kracht van het
onderdeel.
2.20 Wapening, constructief: in beton aanwezig betonstaal dat van belang is vo\
or de draagkracht van
het onderdeel.
CUR-Aanbeveling 118:2015 | Specialistische instandhoudingstechnieken - repareren van beton
11
Classificaties 3
3 .1 Algemeen
De werkwijze bij een betonreparatie wordt bepaald door:
? de uitvoeringsklasse (zie 3.2);
? de milieuklasse volgens NEN-EN 206 (zie 3.3);
? de gevolgklasse (zie 3.4);
? het niveau van controle (zie 3.5).
3.2 Uitvoeringsklassen
Onderscheid wordt gemaakt in:
RE esthetische betonreparatie;
RT technische betonreparatie;
RS constructieve betonreparatie.
Voor de kenmerken wordt verwezen naar tabel 2.
Tabel 2 Uitvoeringsklassen, kenmerken.
UITVOERINGSKLASSE
RE: esthetische betonreparatie RT: technische betonreparatie RS: constructieve betonreparatie
Kenmerken:
?Oppervlakkige schade
?Geen effect op de duurzaamheid
?Geen constructieve gevolgen
?Geen betonstaal op reparatieplek
?Primair doel is herstel geometrie of
gelijkmatigheid oppervlak
Kenmerken:
?Schade niet oppervlakkig
?Schade heeft gevolgen voor duur -
zaamheid beton
?Primair doel herstel duurzaamheid en
voorkomen verdergaande corrosie
van betonstaal.
Kenmerken:
?Schade niet oppervlakkig
?Schade heeft constructieve gevolgen
voor het onderdeel.
?Primair doel herstel of vergroten van
het draagvermogen
Opmerking 1
De uitvoeringsklasse wordt gehanteerd bij het stellen van specifieke eisen aan: de materia -
len, de uitvoering, het uitvoerende bedrijf en het eindresultaat van de betonreparatie. Tech -
nische betonreparatie onderscheidt zich van een constructieve betonrepar\
atie door het
primaire doel van de reparatie. Als voorafgaand aan het repareren is vastgesteld dat de
betonschade constructieve gevolgen heeft voor het draagvermogen van het \
te repareren
onderdeel is sprake van een constructieve betonreparatie. De constructieve functie van
het te repareren onderdeel wordt dan hersteld tot ten minste het vereiste niveau (zie 6.5.2).
Bij een technische betonreparatie heeft de ontstane schade geen directe \
constructieve gevolgen
maar gaat het om herstel van de duurzaamheid van het beton. Bij een tech\
nische betonreparatie
kan door het saneren van beton tijdelijk een situatie ontstaan die maatregelen noodzakelijk maakt
om het draagvermogen of de stabiliteit gedurende het herstel te borgen (\
denk aan stempelen).
Een esthetische reparatie is een reparatie met het doel de oorspronkelijke vorm te herstellen.
CUR-Aanbeveling 118:2015 | Specialistische instandhoudingstechnieken - repareren van beton
12
Opmerking 2
Het onderscheid in uitvoeringsklassen is mede gemaakt vanwege het eraan \
gekoppelde voor -
traject. Esthetische en technische betonreparatie is in beginsel onderho\
ud en niet vergunning -
plichtig. Bij een constructieve betonreparatie wordt ingegrepen in de dr\
aagconstructie en zal er
in beginsel een vergunningsplicht gelden. Daarbij is het noodzakelijk de draagkracht van het te
repareren bouwdeel te toetsen aan het Bouwbesluit.
Opmerking 3
Bij het bepalen van de uitvoeringsklasse is het aantal reparaties en de omvang van het saneren
van invloed. Als veel esthetische betonschade aanwezig is in elkaars nab\
ijheid, kan dat leiden
tot een classificatie voor het geheel als technische betonreparatie. Het aanwezig zijn van veel
technische betonschade in elkaars nabijheid kan leiden tot een classifi\
catie voor het geheel als
constructieve betonreparatie.
3.3 Milieuklasse
Voor de milieuklasse waaronder de te repareren constructie valt wordt ver\
wezen naar NEN-EN 206.
Opmerking 1
Op grond van de toepasbaarheid in een bepaald milieu, waaraan het beton \
in de gebruikers -
periode wordt blootgesteld onderscheidt NEN-EN 206 in totaal 18 milieuklassen, verdeeld in 6
hoofdklassen:
Klasse X0 Geen risico op corrosie of aantasting
Klasse XC Corrosie ingeleid door carbonatatie
Klasse XD Corrosie ingeleid door chloriden anders dan afkomstig uit zeewater
Klasse XS Corrosie ingeleid door chloriden (zeewater)
Klasse XF Aantasting beton door vorst/dooiwisselingen met of zonder dooizouten
Klasse XA Chemische aantasting van beton
Opmerking 2
De milieuklasse geldt niet specifiek voor de mortel maar voor het cons\
tructie onderdeel dat wordt
gerepareerd.
3.4 Gevolgklassen
Onderscheid wordt gemaakt in gevolgklassen:
GK1: Falen reparatie heeft geringe gevolgen: geen reële kans op letselscha\
de, geen of
geringe kans op materiële schade. De kosten van de gevolgen en het herstel zijn
beperkt.
GK2: Falende reparatie heeft middelmatige gevolgen: geringe kans op le\
tselschade,
redelijke kans op materiële schade. De kosten van de gevolgen en het herstel zijn
aanzienlijk.
GK3: Falende reparatie heeft grote gevolgen: kans op letselschade of verlies\
van
mensenlevens, grote kans op materiële schade. De kosten van de gevolgen en het
herstel zijn hoog.
CUR-Aanbeveling 118:2015 | Specialistische instandhoudingstechnieken - repareren van beton
13
Opmerking
De gevolgklassen worden in deze CUR-Aanbeveling gebruikt voor het stelle\
n van eisen
aan de reparatie en de aard en omvang van de keuringen die moeten plaatsvinden. De
gevolgklassen zijn in analogie met de betrouwbaarheidsklassen en gevolgk\
lassen die in
de Eurocode voorkomen. Hoe groter de gevolgen zijn, hoe meer of zwaarder de eisen
zijn die worden gesteld aan de reparatie, het uitvoerend bedrijf en de keuring en controle.
Begrippen als gering, aanzienlijk en groot zijn projectafhankelijk en een persoonsgebonden over -
weging. Daarom zijn deze begrippen niet verder ingekaderd door het noeme\
n van bedragen of
aantallen (in analogie met de Eurocodes).
3.5 Niveau controle en verslaglegging
Bij de keuring en controle wordt onderscheid gemaakt in:
Niveau 1 Controle, uit te voeren door de medewerker die de reparatie heeft verricht.
Niveau 2 Controle door het reparatiebedrijf, uit te voeren volgens vaste procedures van die
organisatie en gericht op het aantoonbaar maken van de geleverde kwaliteit van
de betonreparatie. De procedures moeten onderdeel uitmaken van ten minste een
NEN-EN-ISO 9001 certificaat of een certificaat op basis van BRL 3201\
.
Niveau 3 Controle door het reparatiebedrijf volgens een gecertificeerd proces e\
n specifiek project-
plan op basis van BRL 3201 en de bijbehorende relevante uitvoeringsricht\
lijnen (URL's).
Controle vindt daarbij procesmatig plaats door het reparatiebedrijf. Dit proces wordt
periodiek getoetst door een certificatie-instelling.
Niveau 4 Gelijk aan niveau 3 maar waarbij additioneel en projectspecifiek sprak\
e is van extern
toezicht door een onafhankelijke en ter zake kundige derde partij (zie opmerking) tijdens
de uitvoering en bij controle van het gerealiseerde werk.
OPMERKING
Dit kan gaan om bijvoorbeeld een betononderhoudskundige die geen binding\
heeft met het uit -
voerend bedrijf.
Bij niveau 3 en 4 wordt geacht te zijn voldaan aan niveau 2 en 1, bij ni\
veau 2 wordt geacht te zijn
voldaan aan niveau 1. Het aan te houden niveau van controle is weergegev\
en in tabel 3.
Tabel 3.2 Keuringsniveau in relatie tot gevolgklasse en uitvoeringsklasse.
Gevolgklasse RE RT RS
Esthetisch herstel Technisch herstel Constructief herstel
GK1 Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3
GK2 Niveau 1 Niveau 3 Niveau 3
GK3 Niveau 2 Niveau 3 Niveau 4
De ten minste uit te voeren controles zijn beschreven in bijlage A. De o\
mvang van de verslaglegging
is uitgewerkt in hoofdstuk 10.
CUR-Aanbeveling 118:2015 | Specialistische instandhoudingstechnieken - repareren van beton
14
CUR-Aanbeveling 118:2015 | Specialistische instandhoudingstechnieken - repareren van beton
15
Organisatie 4
4 .1 Voorbereiding
Alvorens over te gaan tot een betonreparatie moet bekend en vastgelegd zijn:
1. De schadekenmerken en (mogelijke) schadeoorzaak, al dan niet in combinatie met de omvang van
de schade.
2. Of de opgetreden betonschade constructieve gevolgen heeft.
3. De methode van herstel (het beschermingsprincipe) die wordt gehanteerd\
, zie tabel 1.1 (NEN-EN
1504-9).
4. De risico's en bijbehorende beheersmaatregelen, waaronder ten minste:
a. De acties die worden ondernomen als er tijdens of voorafgaand aan de uit\
voering wordt
vastgesteld dat de opgegeven uitvoeringsklasse niet juist is.
b. Hoe de constructieve veiligheid en stabiliteit tijdens het repareren wor\
dt geborgd.
c. De fysieke en materiële veiligheid van het eigen personeel en objecten en pers\
onen in de
directe omgeving van het object waaraan werkzaamheden worden verricht (\
denk aan vallend
materiaal/puin, wegwaaien stof en dergelijke).
d. Bij constructies waar tijdens de betonreparatie trillingen optreden, moe\
t worden nagegaan
of deze een belemmering zijn voor de betonreparatie. Indien dit het geval is, moeten de
beheersmaatregelen worden vastgesteld.
Opmerking bij 2, 4a
Tijdens de uitvoering kan meer schade zichtbaar worden dan aanvankelijk voorzien. Dit kan con -
sequenties hebben voor de uitvoeringsklasse en de voorbereidingen die no\
dig zijn alvorens het
beton te kunnen repareren. Een goed, gedegen vooronderzoek en analyse va\
n de betonschade
en de gevolgen daarvan, voorafgaand aan het reparatieproces, zijn daarom\
van groot belang.
Opmerking bij 3
De methode van herstel bepaalt mede de levensduur ervan. Voorafgaand aan het feitelijk herstel
zal een goede schadediagnose nodig zijn en een daarop afgestemd hersteladvies dat rekening
houdt met het doel en de beoogde levensduur van het herstel en de te rep\
areren constructie, als
ook met specifieke klantwensen.
4.2 Vastleggen vereisten aan het herstel
4.2.1 Algemeen
De uit te voeren werkzaamheden en het te bereiken eindresultaat moeten zijn vastgelegd in een pro -
jectspecificatie. Deze projectspecificatie moet door of namens de opdrachtgever worden\
opgesteld.
De opdrachtnemer toetst de projectspecificatie voorafgaand aan de uitv\
oering op juistheid en techni -
sche uitvoerbaarheid. Voor een technische en constructieve betonreparatie moet deze toets plaat\
s -
vinden door een betononderhoudskundige. Bij onjuistheden moet voorafgaand aan de aanvang van
het herstel overleg plaatsvinden tussen opdrachtgever en opdrachtnemer.
CUR-Aanbeveling 118:2015 | Specialistische instandhoudingstechnieken - repareren van beton
16
Opmerking
Een projectspecificatie (ook wel bestek genoemd) kan meer werkzaamhe\
den omvatten dan alleen
de betonreparatie. Naast technische bepalingen kunnen in een projectspecificatie (best\
ek) ook
algemene bepalingen zijn opgenomen.
Is geen projectspecificatie door of namens de opdrachtgever opgesteld \
of zijn daarin onjuistheden
vastgesteld, dan vertaalt de opdrachtnemer hetgeen hij heeft begrepen, h\
eeft waargenomen, res -
pectievelijk zal uitvoeren in een projectvoorstel en stemt dit af met de\
opdrachtgever. Dit met de
opdrachtgever afgestemde projectvoorstel fungeert dan als projectspecifi\
catie zoals hier bedoeld. Is
de opdrachtgever niet bereid tot afstemming, dan stelt opdrachtnemer opd\
rachtgever in ieder geval
schriftelijk in kennis van zijn projectvoorstel.
In de projectspecificatie moet ten minste zijn opgenomen:
a. De contactgegevens van opdrachtgever, opdrachtnemer en andere betrokken partijen.
b. De uitvoeringsklasse van de reparatie(s) volgens 3.2 van deze CUR-Aanb\
eveling.
c. De milieuklasse volgens 3.3 van deze CUR-Aanbeveling.
d. De gevolgklasse die van toepassing is volgens 3.4 van deze CUR-Aanbeveli\
ng.
e. Bij uitvoeringsklasse RS: welk veiligheidsniveau wordt beoogd: nieuwbouw\
of bestaande bouw.
f. Wat moet worden gerepareerd (beschrijving van te repareren onderdelen).\
g. De specifieke eisen behorende bij de uitvoeringsklasse voor zover deze CUR-Aanbeveli\
ng geen
eis bevat of als van deze eis wordt afgeweken. Met name bij uitvoeringsklasse RS moeten de
eisen aan de materialen (zie hoofdstuk 5) of het eindresultaat (zie h\
oofdstuk 7) nog worden vast -
gelegd in de projectspecificatie.
h. De beoogde levensduur van de betonreparatie.
i. Of als onderdeel van de betonreparatie nog een oppervlaktebescherming wo\
rdt aangebracht en
zo ja, volgens welk principe volgens NEN-EN 1504-9 en eisen volgens NEN-\
EN 1504-2.
Optioneel kan in een projectspecificatie worden opgenomen:
j. Welke materialen (moeten) worden toegepast.
k. Toepassen van specifieke materialen en technieken, zoals:
? mechanische verankering van de mortel aan de achterliggende constructie;
? technieken voor het voorkomen of vertragen van corrosie van betonstaal;
? aanbrengen van een corrosie-inhibitor;
? een (fijn verdeeld) betonstaal- of kunststofnet;
? het gebruik van kunststof- of staalvezels.
l. In deze gevallen moeten ten minste zijn opgenomen: de toe te passen mate\
rialen, de plaats, het
aantal of de hoeveelheid ervan en de wijze van verwerken.
m. De betondekking na herstel indien afwijkend van deze CUR-Aanbeveling.
n. Overige, van deze CUR-Aanbeveling afwijkende eisen.
o. Eisen aan de vlakheid.
p. Eisen aan het uiterlijk, de textuur.
q. Of een beheerplan moet worden opgesteld dat ingaat op de inspecties en m\
aatregelen
gedurende de resterende ontwerplevensduur van het herstelde onderdeel.
4.2.2 Specifiek voor uitvoeringsklasse RS
Bij uitvoeringsklasse RS moet zijn vastgelegd op welke wijze het veiligheidsniveau wordt gerealiseerd
dat voldoet aan het nieuwbouwniveau van het Bouwbesluit. Als dit niet ha\
albaar en/of economisch
onrendabel is, moet in overleg met het bevoegd gezag worden bepaald welk\
veiligheidsniveau
zal worden aangehouden. In geen geval mag het veiligheidsniveau lager zi\
jn dan het afkeurniveau
volgens NEN 8700.
CUR-Aanbeveling 118:2015 | Specialistische instandhoudingstechnieken - repareren van beton
17
Opmerking
Bij een constructieve reparatie is in beginsel een omgevingsvergunning n\
odig. Het aanvragen en
verkrijgen van een vergunning van het bevoegd gezag kost tijd. Reden waarom het raadzaam is
eerst onderzoek te doen naar de oorzaak en gevolgen van de betonschade e\
n dan pas over te
gaan tot betonreparatie.
In de projectspecificatie moet aanvullend op hetgeen is verwoord in 4.\
2.1 zijn vastgelegd:
a. De vereiste hechtsterkte van de reparatie, voor zover deze afwijkt van deze CUR-Aanbeveling.
b. De te realiseren druksterkte.
c. De elasticiteitsmodulus van de mortel.
d. Voor het aan te brengen betonstaal, de verdeling, de staalkwaliteit en de\
staafdiameters, voor
zover van toepassing.
e. Wie zorgt voor de eventuele vergunningsaanvraag.
4.3 Werkplan
Voorafgaand aan de uitvoering, moet door opdrachtnemer een werkplan zijn \
opgesteld. Dit plan moet
worden aangeboden aan de opdrachtgever of directie. Het werkplan moet op het werk beschikbaar
zijn.
In het werkplan plan moet ten minste zijn vermeld:
1. De gegevens van de opdrachtgever en eventueel betrokken externe adviseurs.
2. De contactgegevens van de opdrachtnemer (het betonreparatiebedrijf ).
3. Een verwijzing naar de projectspecificatie.
4. De aangehouden milieuklasse en gevolgklasse.
5. Het organisatieschema voor het project inclusief de competenties, taken en bevoegdheden van in
te zetten personeel, waaronder ten minste:
? Bij RT en RS: wie de betononderhoudskundige is die verantwoordelijk is voor:
? het toetsen van de projectspecificatie van het betreffende werk;
? het naleven van het keuringsplan;
? het toetsen van keuringsresultaten aan gestelde eisen en het goed- of afkeuren van het
resultaat.
? Wie op het werk het aanspreekpunt is voor de betonreparatie. Deze persoon moet bevoegd
zijn tot het nemen van beslissingen op en over het werk.
? Wie keuringen uitvoert.
6. De bij het werk betrokken partijen en hoe de onderlinge communicatie en afstemming is geregeld.\
7. De eisen aan het gerede werk, inclusief het niveau van afwerken.
8. De locaties die hersteld gaan worden en/of de wijze waarop deze worden b\
epaald in het werk.
9. De uitvoeringsklasse die is aangenomen bij aanvang van het werk en de wi\
jze waarop wordt
gehandeld als tijdens de uitvoering blijkt dat deze niet juist is. Zie v\
erder ook 4.5 van deze CUR-
Aanbeveling.
10. Welke verwerkingstechniek wordt toegepast (handmatig verwerken of spuiten).
11. Procedures, instructies en/of en werkomschrijvingen voor de verschillende fasen van het werk
zoals saneren ondergrond, reinigen, repareren, afwerken en nabehandelen. In de procedures
moet ook de wijze van vrijgave zijn beschreven voor de verschillende fas\
en.
12. Een risico-inventarisatie en de bijbehorende beheersmaatregelen die word\
en genomen. De inven -
tarisatie moet niet alleen betrekking hebben op de risico's verbonden aan de opgetreden beton -
schade en de wijze van repareren met bijbehorende gevolgen voor de const\
ructie en omgeving.
Ook risico's verbonden aan opslag en verwerken van materialen, waaronder de omgevingscondi -
ties tijdens en na het verwerken, moeten hierin worden meegenomen.
13. Namen van producten en locatie waar deze producten gebruikt gaan worden.\
14. De productbladen van deze materialen.
CUR-Aanbeveling 118:2015 | Specialistische instandhoudingstechnieken - repareren van beton
18
15. Terreininrichting en voorzieningen voor de bereikbaarheid.
16. Keuringsplan met goed- en afkeurgrenzen. Daarbij moet zijn vermeld hoe, door wie, wanneer
en hoe vaak vastgesteld c.q. bepaald wordt of aan de eisen in de projectspecificatie is voldaan,\
alsmede de wijze waarop registratie gaat plaatsvinden. Het plan moet zij\
n afgestemd op de bepa -
lingen in deze CUR-Aanbeveling.
17. De wijze waarop en materialen waarmee eventueel corrigerende maatregelen\
worden genomen
bij geconstateerde afwijkingen van de gestelde eisen.
18. Door de opdrachtgever goedgekeurde afwijkingen ten opzichte van deze CUR-Aanbeveling.
Specifiek geldt voor een constructieve reparatie (RS) dat er inzicht\
moet zijn in de benodigde hoe -
veelheid en ligging van het betonstaal in de te repareren constructie. Dit moet in het werkplan zijn
opgenomen.
Is door of namens de opdrachtgever geen projectspecificatie opgesteld,\
dan moet het werkplan ook
de gegevens bevatten als genoemd in 4.2. Het werkplan mag in dat geval w\
orden beschouwd als het
in die paragraaf genoemd projectvoorstel.
Opmerking
Bij een gecertificeerd proces conform BRL 3201 zijn genoemde procedure\
s onderdeel van de
procedure die het bedrijf hanteert. Voor niet-gecertificeerde reparatiebedrijven is dit niet per
definitie het geval en vraagt dit extra aandacht.
4.4 Startbespreking uitvoering
Het uitvoeren van een betonreparatie vraagt de nodige aandacht en afstem\
ming. Daarom moet voor -
afgaand aan de uitvoering van het werk een startbespreking worden gehoud\
en waaraan opdracht -
gever en opdrachtnemer deelnemen, bij voorkeur aangevuld met andere partijen zoals betrokken
adviseurs.
Besproken moet onder meer worden:
? De planning van de werkzaamheden.
? De wijze waarop betrokken partijen elkaar informeren.
? De stop- en bijwoonpunten.
? De wijze waarop wordt gehandeld indien een voorgenomen uitvoeringsklasse\
niet de juiste blijkt
te zijn tijdens de uitvoering. Constateren dat de voorgenomen uitvoering\
sklasse niet juist is moet
als stoppunt worden beschouwd en als zodanig zijn opgenomen in het werkp\
lan, zie 4.5.
? De uitgevoerde risicoanalyse en de geplande beheersmaatregelen.
? Tegenstrijdigheden, zie 4.6.
4.5 Wijziging in uitvoeringsklasse
Indien tijdens de uitvoering blijkt dat de overeengekomen uitvoeringsklasse niet correct is, moet het
werk worden gestaakt en moet overleg plaatsvinden tussen opdrachtgever e\
n opdrachtnemer over
hoe verder te handelen.
Opmerking
Een onjuiste vaststelling van de uitvoeringsklasse kan grote gevolgen he\
bben. Denk daarbij aan
de bouwtijd, de noodzaak van aanvullend onderzoek en berekeningen als ook mogelijke con -
sequenties ten aanzien van de kwalificaties van het bedrijf en personen die belast zijn met de
betonreparatie. Een goed en gedegen onderzoek voorafgaand aan de uitvoering van een be\
ton -
CUR-Aanbeveling 118:2015 | Specialistische instandhoudingstechnieken - repareren van beton
19
reparatie is daarom van groot belang. Dit betekent overigens niet dat daarmee altijd alle schade
inzichtelijk wordt.
4.6 Tegenstrijdigheid
Bij een tegenstrijdigheid tussen de eisen in deze CUR-Aanbeveling, de pr\
ojectspecificatie of de ver -
werkingsvoorschriften van de toe te passen materialen moet voorafgaand a\
an de feitelijke uitvoering
van de betonreparatie tussen opdrachtnemer en opdrachtgever worden overe\
engekomen welke eis
prevaleert. Het resultaat daarvan moet schriftelijk worden vastgelegd (\
in het werkplan, het dagrapport
of in een bouwverslag).
CUR-Aanbeveling 118:2015 | Specialistische instandhoudingstechnieken - repareren van beton
20
CUR-Aanbeveling 118:2015 | Specialistische instandhoudingstechnieken - repareren van beton
21
Eisen aan materialen 5
5 .1 Algemeen
Ten aanzien van in te zetten materialen voor het repareren van beton geld\
t:
1. Toe te passen materialen moeten geschikt zijn voor het doel waarvoor ze w\
orden ingezet.
2. Als in deze CUR-Aanbeveling of de projectspecificatie getalswaarden op\
genomen zijn voor
bepaalde materiaaleigenschappen moet worden gecontroleerd of de opgegeve\
n waarden van de
leverancier hiermee overeenstemmen. Dit mag op basis van een documentcon\
trole van testgege -
vens van de leverancier.
3. Materialen met eigenschappen die afwijken van de eisen in deze CUR-Aanbeveling mogen slechts
worden toegepast als het gebruik ervan schriftelijk is overeengekomen tussen opdrachtgever
en opdrachtnemer. In de projectspecificatie of het werkplan moet in dat geval schrifte\
lijk worden
vastgelegd op welke punten wordt afgeweken van de eisen.
4. De herkomst van de materialen moet traceerbaar zijn.
5.2 Mortel, cementgebonden
5.2.1 Reparatiemortel, cementgebonden
In beginsel gelden de eisen voor reparatiemotels zoals opgenomen in NEN-\
EN 1504-3 en NEN-EN
1504-4, tenzij in de projectspecificatie afwijkende eisen zijn opgenomen.
Bij buitentoepassing moeten behalve de eigenschappen 1 t/m 5 uit tabel 4\
, ook zijn bepaald:
RE: geen aanvullende bepalingen
RT: eigenschap 7 of 8 of 9, 12
RS: eigenschap 6, 7 of 8 of 9, 12
Opmerking 1
Tabel 4, ontleend aan tabel 1 van NEN-EN 1504-3, laat zien aan welke eigenschappen eisen worden
gesteld. In deze CUR-Aanbeveling kunnen aanvullende eisen zijn gesteld a\
an de eigenschappen
van materialen. NEN-EN 1504-3 geeft grenswaarden aan of laat het opgeven\
van een waarde over
aan de leverancier (zie onder b en tabel F1 in bijlage F).
Opmerking 2
Voor het bepalen van de eigenschappen legt NEN-EN 1504-3 de beproevingswi\
jze vast,
alsmede het referentiemonster/de ondergrond. Bij testen op een ondergron\
d of ver -
gelijkende testen met beton, wordt daarbij uitgegaan van portlandcement (CEM \
I).
In Nederland komen constructies voor met in hoofdzaak hoogovencement (CEM III). Een \
(vergelij -
kende) test van reparatiemortel op een ondergrond van portlandcement of \
vergelijking met een
referentie uit portlandcement kan ertoe leiden dat een reparatiemortel m\
et hoogovencement niet
voldoet aan de eis in de Europese norm, met name ten aanzien van de weer\
stand tegen carbo -
natatie. De bepalingen zoals opgenomen in 5.1 bieden de mogelijkheid om desondanks toch een
reparatiemortel met hoog-ovencement overeen te komen. Dit kan bijvoorbeeld wenselijk zijn bij
het repareren van schade door een alkali-silicareactie of om esthetische\
redenen.
CUR-Aanbeveling 118:2015 | Specialistische instandhoudingstechnieken - repareren van beton
22
Tabel 4 Eigenschappen van mortels voor betonreparatie (ontleend aan NEN-\
EN 1504-3).
? = altijd van toepassing ? = voor bepaalde toepassingen
Nr Eigenschap Principe, zie tabel 1
3.1, 3.2 3.3 4.4 7.1, 7.2
1 Druksterkte ? ? ? ?
2 Chloridegehalte
Niet indien geen
betonstaal aan -
wezig
? ? ? ?
3 Hechtsterkte ? ? ? ?
4 Krimp/uitzetting
Mag vervallen, in -
dien 8 is bepaald
? ? ? ?
5 Weerstand tegen
carbonatatie
Niet voor PC-
mortel of indien
reparatiemortel
wordt afgewerkt
met carbonatatie -
remmende coating
? ? ? ?
6 Elasticiteitsmo -
dulus
? ? ? ?
7 Thermische com -
patibiliteit:
1: Vorst-dooi
? ? ? ?
8 Thermische com -
patibiliteit
2: Thermische
schok (thunder
shower)
? ? ? ?
9 Thermische com -
patibiliteit
4: Droogcycli
? ? ? ?
10 Slipweerstand
Alleen indien aan
(loop)verkeer
blootgesteld
? ? ?
11 Lineaire tempe -
ratuuruitzettings-
coëfficiënt
Alleen voor PC-
mortel
? ? ? ?
12 Capillaire water -
opname
? ? ? ?
Tabel 5 vermeldt aan welke klasse volgens NEN-EN 1504-3 de reparatiemortel ten minste moet
voldoen. De klasse is afhankelijk van de uitvoeringsklasse en de gevolgklasse. Voor een overzicht van
de eisen aan de materialen in NEN-EN 1504-3 wordt verwezen naar bijlage \
F, tabel F1.
CUR-Aanbeveling 118:2015 | Specialistische instandhoudingstechnieken - repareren van beton
23
CUR-Aanbeveling 118:2015 | Specialistische instandhoudingstechnieken - repareren van beton
24
Tabel 5 Toe te passen mortelklasse (R1, R2, R3, R4 volgens NEN-EN 1504-3).
RE RT RS
GK1 R1 R3 R3
GK2 R1 R3 R4
GK3 R2 R4 R4
5.2.2 Spuitbeton
Spuitbeton moet voldoen aan NEN-EN 14487-1. De mechanische eigenschappen\
(druksterkte, hecht -
sterkte) van de mortel moeten ten minste overeenkomen met de klassen als genoemd in tabel 5.
Overige eisen aan eigenschappen van de mortel moeten zo nodig nader word\
en overeengekomen.
Opmerking
Voor spuitbeton is de normserie NEN-EN 14487 beschikbaar. Deze norm beschrijft spuitbeton als
materiaal voor het repareren en versterken, zelfstandige constructies of versterken van grond.
In deze CUR-Aanbeveling ligt het accent op het repareren van beton, waar\
bij in de basis wordt
uitgegaan van spuitbeton zonder vezelversterking. Benadrukt wordt dat NE\
N-EN 14487-1 maar
zeer beperkte eisen stelt aan de mortel. Daarom is de aanvullende eis opgenomen en is het
raadzaam na te gaan of nog andere, aanvullende eisen nodig zijn.
5.2.3 Betonmortel
Voor het aangieten of storten van beton mag betonmortel worden gebruikt d\
ie voldoet aan NEN-EN
206 en NEN 8005, mits vooraf is aangetoond dat met deze mortel wordt vol\
daan aan de bij een
bepaalde uitvoeringsklasse beoogde materiaaleigenschappen als ook eisen \
aan het gerealiseerde
werk.
5.3 Mortel, kunstharsgebonden
Het gebruik van kunstharsmortel als reparatiemortel is uitsluitend toege\
staan in uitvoeringsklasse RE.
De mortel moet voldoen aan ten minste klasse R1 volgens NEN-EN 1504-3 (\
zie tabel 4).
Opmerking
Er wordt op gewezen dat kunstharsgebonden mortels in het algemeen slecht\
s geschikt zijn voor
het herstellen van kleine oppervlakken.
5.4 Hechtlaag
Als een hechtlaag is overeengekomen moet de hechtlaag een grotere hechting hebben dan de
vereiste hechtsterkte van de betonreparatie.
Voor zover de hechtlaag is bedoeld voor het verlijmen van verharde mortel\
of beton (NEN-EN 1504-4),
moet worden voldaan aan de eisen zoals genoemd in tabel F2 van bijlage F\
die aan deze norm is
ontleend of aan hogere waarden, als de ondergrond respectievelijk de te \
repareren constructie
daartoe aanleiding geeft.
5.5 Corrosiebescherming betonstaal
CUR-Aanbeveling 118:2015 | Specialistische instandhoudingstechnieken - repareren van beton
25
Bij het toepassen van een cementgebonden mortel moet het product voor de\
corrosiebescherming
van het betonstaal voldoen aan NEN-EN 1504-7, methode 11.1 (actieve coating, zie tabel 1.1 en tabel F3
in bijlage F), tenzij in de projectspecificatie anders is bepaald.
5.6 Betonstaal
Betonstaal moet voldoen aan NEN 6008, tenzij in de projectspecificatie\
een andere eis is vastgelegd.
5 .7 Vezels
Indien bij de verwerking vezels worden toegevoegd aan de mortel en daara\
an bepaalde kenmerken
worden toegekend, moet de werking zijn aangetoond.
CUR-Aanbeveling 118:2015 | Specialistische instandhoudingstechnieken - repareren van beton
26
CUR-Aanbeveling 118:2015 | Specialistische instandhoudingstechnieken - repareren van beton
27
Eisen aan de uitvoering 6
6 .1 Algemeen
Algemeen geldt:
1. Het werk moet worden uitgevoerd conform het werkplan.
2. Gedurende de betonreparatie en het uitharden van de mortel, moet de stab\
iliteit van het te
repareren onderdeel zijn gewaarborgd.
3. De reparatieplek moet bereikbaar zijn of worden gemaakt zodat de werkzaa\
mheden, inclusief de
keuringen, op een goede en veilige wijze zijn uit te voeren.
4. Tijdens de uitvoering moeten registraties worden bijgehouden, zie hiervo\
or hoofdstuk 10 van deze
CUR-Aanbeveling.
6.2 Personeel
De betonreparatie moet worden uitgevoerd door gekwalificeerde personen\
met voldoende werkerva -
ring. Een en ander conform tabel 6. Gekwalificeerde personen mogen wor\
den ondersteund door niet-
of lager gekwalificeerde medewerkers als genoemd in tabel 6. De gekwalificeerde personen moeten
tijdens het repareren aanwezig zijn in de nabijheid van niet-gekwalifi\
ceerde medewerkers en daarop
effectief toezicht uitoefenen.
Tabel 6 Vereist opleidingsniveau/ervaringsniveau.
Vereisten Uitvoeringsklasse
RE RT RS
Opleidingsniveau
Betonreparateur ten minste*1
Niveau 2 Niveau 2 Niveau 3
Werkervaring per
verwerkingstechniek
Ten minste 10 dagen in de
afgelopen
12 maanden 6 maanden 6 maanden
Ondersteuning toegestaan
door
Ten hoogste 2 niet-
gekwalificeerde mede-
werkers
Ten hoogste 2 niet-
gekwalificeerde
medewerkers
Niveau 2 betonreparateurs
*1 Niveau 2 en 3 mag worden aangetoond door het doorlopen van een trajec\
t "Eerder verworven competen -
ties" (EVC) of gelijkwaardig. De opleiding "Betonreparateur" kan gevolgd w\
orden bij het LSVB (zie www.lsvb.
eu). Niveau 2 = betonreparateur Niveau 3 = voorman (reparateur met erv\
aring).
6.3 Verwijderen beton op reparatieplek
Opmerking 1
De beschreven methode van saneren is gebaseerd op een betonreparatie zonder kathodische
bescherming. Een techniek als kathodische bescherming kan inhouden dat m\
inder gesaneerd
CUR-Aanbeveling 118:2015 | Specialistische instandhoudingstechnieken - repareren van beton
28
hoeft te worden dan hier beschreven. Toepassen van kathodische bescherming maakt geen
onderdeel uit van deze CUR-Aanbeveling. Verwezen wordt naar CUR-Aanbeveling 45.
Opmerking 2
Bij het repareren van historisch beton kan het afhankelijk van de doelstelling wenselijk zijn minder
ingrijpend te saneren. Het is in dat geval raadzaam na te gaan hoe, op welke wijze en onder welke
voorwaarden wordt afgeweken van de richtlijnen in deze CUR-Aanbeveling.
6.3.1 Omvang
Voor het verwijderen van beton op de reparatieplek geldt:
a. De plaats van het te verwijderen beton moet worden gelokaliseerd door he\
t afkloppen en afstrij -
ken van het betonoppervlak met een vuisthamer. De omvang van de reparatieplek wordt bepaald
door het gebied waar een holle klank is waargenomen (delaminatie aanwez\
ig is) en door het
visuele beeld.
b. Rondom moet de reparatieplek loodrecht op het oppervlak recht worden inge\
slepen, ingezaagd
of ingehakt, tot een diepte van ten minste 5 mm (kortweg de zaagsnede of inzaagdiepte). Bij hoge
druk waterstralen mag dit ook door stralen plaatsvinden. Indien de maxim\
ale korreldiameter ( Dmax )
van de mortel groter is dan 2 mm moet de zaagdiepte ten minste zijn: 3?\
Dmax .
c. Binnen het volgens b) gemarkeerde gebied moet al het beschadigde, loszittende/onthechte beton
worden verwijderd. Verwijderen mag niet leiden tot schade aan het beton buiten de reparatiep\
lek.
Het beton moet in de nabijheid van de zaagsnede worden verwijderd tot te\
n minste de inzaag -
diepte. Ter plaatse van de eigenlijke schade moet het beton dieper worden verwijderd. Daarbij
geldt dat de hoek met het betonoppervlak ten minste 90° en ten hoogte\
135° moet bedragen (zie
fig. 1). Dit geldt algemeen voor alle verdiepingen binnen een reparat\
ieplek.
Figuur 1 Verwijderen van beton (NEN-EN 1504-10).
d. Bij het verwijderen van beton mag betonstaal niet beschadigen of verbuig\
en en moet worden
voorkomen dat het betonstaal zodanig in trilling wordt gebracht dat schade on\
tstaat in het deel
buiten de reparatieplek. Dit geldt in het bijzonder voor voorspanstaal.
e. Na saneren moet het oppervlak worden gecontroleerd op nog loszittende de\
len. Bijvoorbeeld
door afkloppen. Losse delen mogen niet voorkomen en moeten worden verwijderd.
f. De diepte van het verwijderen is bij carbonatatie geïnitieerde corros\
ie afhankelijk van de ligging
van het carbonatatiefront en de dekking op het betonstaal. De volgende s\
ituaties worden onder -
scheiden:
1. betondekking betonstaal ? 20 mm, betonstaal nog grotendeels in alkali\
sch beton, zie kolom
A, figuur 2;
2. betondekking betonstaal ? 20 mm, betonstaal grotendeels in gecarbonat\
eerd beton, zie
kolom B, figuur 2;
CUR-Aanbeveling 118:2015 | Specialistische instandhoudingstechnieken - repareren van beton
29
3. betondekking betonstaal < 20 mm, zie kolom C, figuur 2.
g. In langsrichting van het betonstaal moet het verwijderen van beton plaat\
svinden totdat:
1. De betondekking ten minste 20 mm bedraagt.
Wordt hiervan afgeweken dan kan de duurzaamheid van het betononderdeel alleen worden
verbeterd door aanvullende maatregelen om corrosie tegen te gaan, zie 6.\
12.
2. Het betonstaal in niet-gecarbonateerd beton ligt.
h. Als er sprake is van chloride geïnitieerde corrosie dan moet het betonstaal in de\
reparatieplek
rondom worden vrijgemaakt. Voor de afstanden wordt verwezen naar kolom B in figuur 2. De
afstand in lengte-richting moet in de projectspecificatie of het werkp\
lan zijn vastgelegd. Zie
opmerking 2.
A
1) Betondekking d ? 20 mm
Corrosieoppervlak beperkt
Diepte verwijderen Bd + ½ ø
B
2) Betondekking ? 20 mm
corrosie over meer dan ½ ø
Diepte verwijderen = Bd + ø + 10
mm
C
3) Betondekking < 20 mm
Ongeacht mate van corrosie en ligging carbonatatie -
front
Diepte verwijderen = Bd + ø + 10
Aanvullende maatregelen nemen, bijvoorbeeld cor -
rosiewerende laag rondom betonstaal toepassen
Figuur 2 Diepte van verwijderen.
Opmerking 1
Er wordt op gewezen dat de hier beschreven methode afwijkt van hetgeen i\
nformatief is
opgenomen in NEN-EN 1504. Daar wordt uitgegaan van het altijd volledig vrijmaken van betons -
taal.
Opmerking 2
In specifieke gevallen, bijvoorbeeld vanwege de staat van het te repareren onderdeel\
of een
beoogde kortere restlevensduur van de constructie, kan het wenselijk zijn niet te veel materiaal te
verwijderen en een andere werkwijze overeen te komen.
Opmerking 3
Bij uitkragende betonconstructies met aan de bovenzijde een scheur in he\
t beton langs de uitkra -
ging en waarbij er een reële kans is dat dooizouten worden gebruikt, \
kan sprake zijn van aanzien -
lijke putcorrosie. Als dat zo is, is sprake van een constructieve reparatie, zie verder 6.5.2.
Opmerking 4
De wijze van saneren heeft invloed op de kans dat (voorspan)staal beschadigd raakt. Het bescha -
digen van een voorspanstreng kan leiden tot breuk ervan. Het belang van \
een risico-inventarisatie
zoals is bedoeld in 4.3 onder l) wordt hierbij onderstreept.
CUR-Aanbeveling 118:2015 | Specialistische instandhoudingstechnieken - repareren van beton
30
6.3.2 Methode van verwijderen
Voor de methode van verwijderen geldt, tenzij de projectspecificatie an\
ders voorschrijft:
RE (Esthetisch) De methode van verwijderen is vrij.
RT (Technisch) De methode van verwijderen is vrij, behoudens vlamstralen dat niet is to\
egestaan.
Bij het verwijderen in de vorm van hakken moet rekening worden gehouden met
het ontstaan van microscheuren. Het oppervlak dat na het verwijderen van\
beton
achterblijft moet in dat geval worden nabewerkt, zie 6.4.
RS (Constructief ) De methode van verwijderen is vrij, behoudens vlamstralen dat niet is to\
egestaan.
Het verwijderen van beton moet altijd worden gevolgd door hoge druk wate\
rstralen
(ter indicatie waterdruk 600 bar op het betonoppervlak (60 MPa)), is zodanig
dat een structuur van uitgewassen grind ontstaat.
6.4 Opruwen en reinigen ondergrond
Voor het resultaat van het opruwen en reinigen geldt:
a. De ondergrond moet zodanig zijn gereinigd dat een hechting is te realise\
ren die voldoet aan 7.2.4.
Indien daarvoor eerst opruwen van de ondergrond nodig is, moet dit voor \
of tijdens het reinigen
plaatsvinden.
b. De betonnen ondergrond mag na het reinigen niet waterafstotend zijn. Dit\
moet visueel worden
gecontroleerd. Er mag geen parelvorming optreden bij het bevochtigen van\
het oppervlak.
c. In gevolgklasse GK3 moet de potentiële hechtsterkte van de ondergrond\
worden gecontroleerd
voor het aanbrengen van de mortel. Blijkt daaruit dat de ondergrond de v\
ereiste hechtsterkte niet
kan leveren dan moet worden nagegaan of de reiniging in voldoende mate h\
eeft plaatsgevon -
den. Is dit het geval, dan moet overleg worden gevoerd tussen opdrachtne\
mer en opdrachtgever
waarin afspraken worden gemaakt hoe te handelen. Deze afspraken moeten schriftelijk worden
vastgelegd (in dagrapport of bouwverslag).
Bestaat de kans dat de ondergrond tussen het moment van reinigen en aanb\
rengen van de mortel
vervuilt, dan moeten maatregelen worden genomen om deze vervuiling tegen\
te gaan. Is vervuiling
ontstaan dan moet opnieuw worden gereinigd voorafgaand aan de betonrepar\
atie.
Reparatielagen die al zijn verhard worden aangemerkt als ondergrond.
6.5 Betonstaal
6.5.1 Reinigen, ontroesten
Niet-constructief betonstaal mag na overleg met een betononderhoudskundi\
ge of constructeur
worden verwijderd. Constructief betonstaal mag niet worden verwijderd, t\
enzij het wordt vervangen
door nieuw betonstaal waarbij de krachtsoverdracht moet zijn gewaarborgd\
.
Bij het verwijderen van betonstaal mag het omringende beton niet beschad\
igen of moet het beton,
als dit niet is te voorkomen, worden hersteld. Wapening die achterblijft mag door het verwijderen van
betonstaal niet beschadigen.
Voor de mate van reinigen geldt in het geval van carbonatatie geïnitie\
erde corrosie:
? RT: betonstaal moet machinaal worden ontdaan van losse roest en roestkorsten.
? RS: betonstaal moet zijn gereinigd tot ten minste St1 of Sa1 volgens NEN-EN ISO 8501-1.
CUR-Aanbeveling 118:2015 | Specialistische instandhoudingstechnieken - repareren van beton
31
? Indien de leverancier van de te gebruiken reparatiematerialen een hogere reinheidsgraad voor -
schrijft moet deze worden gehanteerd.
Bij chloride geïnitieerde corrosie moet het betonstaal worden gereini\
gd tot een reinheidsgraad van
ten minste Sa 2 en moet alle chloride ter plaatse van een corrosieput zi\
jn verwijderd. Tevens moet (na
reinigen) controle van de putdiepte plaatsvinden (i.v.m. doorsnedereductie) en moet op basis daarvan
worden nagegaan of de constructieve veiligheid nog is gewaarborgd, zie 6\
.5.2 van deze CUR-Aanbe -
veling.
Figuur 3 Voorbeeld betonstaal met (put)corrosie. Figuur 4 Met hoge druk waterstralen gereinigd
betonstaal.
Opmerking
Het reinigen tot een reinheidsgraad Sa2 kan vragen om geconditioneerde o\
mstandigheden of om
het direct na het reinigen droogblazen en behandelen van het betonstaal.\
6.5.2 Constructief herstel (RS), wapening
Bij uitvoeringsklasse RS (constructief herstel) moet worden aangetoond\
dat de aanwezige wapening
en de staat daarvan uit constructief oogpunt voldoende is voor de beoogd\
e resterende levensduur
van het onderdeel. Ten minste moet daarbij het betonstaal worden beoordeeld ter plaatse van \
de
reparatieplek en in de directe nabijheid daarvan.
Vanwege het toetsen op constructieve veiligheid moet vooraf informatie wo\
rden ingewonnen over
de ontwerpuitgangspunten destijds, bijvoorbeeld op basis van een dossier\
onderzoek. Daarbij moet
aandacht worden geschonken aan het al dan niet aanwezig zijn van voorspanstaal.
Op de reparatieplek moet worden beoordeeld of:
a. De maatgevende (hoofd)wapening ten minste overeenstemt met de ontwerpu\
itgangspunten.
Denk daarbij aan de betondekking, de diameter, de hoeveelheid, de ligging en de staalsoort (pro -
filering).
CUR-Aanbeveling 118:2015 | Specialistische instandhoudingstechnieken - repareren van beton
32
b. De staafdiameter van betonstaal op de reparatieplek niet in belangrijke mate is gereduceerd door:
? corrosie (vast te stellen na reinigen van het betonstaal) en of sprake is van carbonatatie geïniti -
eerde corrosie of chloridegeïnitieerde corrosie;
? beschadiging bij het saneren;
? overige oorzaken.
In het bijzonder moet worden gelet op mogelijke aantasting van voorspanstaal en de gevolgen
daarvan.
In de directe nabijheid van de reparatieplek moet worden beoordeeld of h\
et wapeningspatroon en de
betondekking op het betonstaal overeenstemmen met de beschikbare gegeven\
s. Op ten minste één
locatie moeten de staafdiameters worden getoetst.
Bij a) en b) geldt:
Zijn geen gegevens voorhanden of wijkt de aangetroffen situatie af van\
de ontwerpuitgangspunten,
dan moet door een controleberekening worden aangetoond dat wordt voldaan aan het vereiste
niveau van con-structieve veiligheid zoals vastgelegd in de projectspeci\
ficatie.
Het niveau mag niet lager zijn dan het afkeurniveau volgens NEN 8700. Is dit het geval dan moeten
direct maatregelen worden genomen om het draagvermogen van het betreff\
ende onderdeel te
vergroten of tijdelijk zeker te stellen door bijvoorbeeld een ondersteuningsconstructie.
Opmerking
Voor het beoordelen van de constructieve veiligheid van uitkragende galer\
ijvloeren
wordt verwezen naar SBRCURnet-publicatie 673.14.
Het vaststellen van het veiligheidsniveau vereist de nodige deskundighei\
d, tijd en inspanningen.
Daarom is het raadzaam om voorafgaand aan een betonreparatiewerk een analyse te maken van
het constructief functioneren en de marge die daarbij aanwezig is.
Bij b) geldt:
Een betononderhoudskundige of constructeur moet beoordelen of de reducti\
e van betonstaal of aan -
tasting van voorspanstaal gevolgen heeft voor het constructief draagverm\
ogen (van het te repareren
onderdeel) van de constructie.
Opmerking
Bij een reductie in staafdoorsnede van betonstaal van meer dan 20 % bij \
ten hoogste één con -
structieve wapeningsstaaf zal doorgaans sprake zijn van een wezenlijke invloed op het draagver -
mogen. Zeker als ook overige constructieve wapeningstaven in de onmiddellijke nabijheid ervan
zijn aangetast.
Wordt met de bestaande configuratie van betonstaal en/of door de mate v\
an aantasting van het
betonstaal niet voldaan aan het gewenste veiligheidsniveau, dan moet wap\
ening worden bijgeplaatst
of moeten andersoortige voorzieningen worden getroffen om het gewenste\
niveau te bereiken.
6.5.3 Betonstaal bijplaatsen
Tenzij anders wordt overeengekomen geldt voor het aanbrengen van extra betonstaal:
1. De hart-op-hart afstand van de staven ten minste 4 maal de staafdiameter\
( Øk ) bedragen. Bij
overlappinglassen moet de hart-op-hart afstand ten minste 3 maal de staa\
fdiameter bedragen. De
lengte van de overlappingslas moet voldoen aan NEN-EN-1992-1-1.
2. Tussen het bij te plaatsen betonstaal en de ondergrond moet een ruimte aa\
nwezig zijn van ten
minste 3 ? Dmax . Voor Dmax mag geen kleinere waarde worden aangehouden dan 10 mm. Dmax , is de
maximale korrelgrootte van het toeslagmateriaal in de mortel die wordt gebruikt vo\
or het herstel.
CUR-Aanbeveling 118:2015 | Specialistische instandhoudingstechnieken - repareren van beton
33
3. Het bij te plaatsen betonstaal moet zodanig zijn gefixeerd dat (los)trillen tijdens het verwerken van
de mortel niet kan optreden.
4. Lassen van betonstaal mag uitsluitend plaatsvinden met toestemming van ee\
n constructeur. Aan
voorspanstaal mag niet worden gelast.
5. De dekking op bijgeplaatst betonstaal moet ten minste voldoen aan NEN-EN\
1992-1-1.
6. Indien wapening wordt verlijmd moet de lijm en de verbinding ten minste \
voldoen aan NEN-EN
1504-6, tabel 3, tenzij in de projectspecificatie andere eisen zijn ov\
ereengekomen.
6.6 Voegen en scheuren in ondergrond
Voegen in de ondergrond moeten worden gerespecteerd in de betonreparatie.
Indien een scheur aanwezig is in de ondergrond en daarover is in de proj\
ectspecificatie of het
werkplan niets vastgelegd, dan moet tussen opdrachtnemer en opdrachtgeve\
r worden overeengeko -
men hoe hiermee om te gaan.
6 .7 Bekisting
Indien een bekisting wordt toegepast dan moet deze voldoende sterk, stab\
iel en stijf zijn, zodanig
dat kan worden voldaan aan de eisen ten aanzien van maatvoering, maatafw\
ijkingen en vlakheid. De
bekisting mag geen water opzuigen, niet lekken of hechten aan de mortel en moet zodanig zijn dat de
eigenschappen van de mortel niet negatief beïnvloed worden.
Bij een krimparme gietmortel moet de bekisting zo zijn vormgegeven dat t\
ijdens het uitharden druko -
pbouw kan plaatsvinden.
Voorkomen moet worden, bijvoorbeeld door afdekken, dat de bekiste ruimte vervuild raakt voordat de
mortel wordt aangebracht.
Bij het voorschrijven dan wel gebruiken van ontkistingsmiddelen (bijvoorbeeld olie) moet rekening
worden gehouden met effecten op later aan te brengen beschermlagen en \
afwerkingen.
6.8 Materialen
6.8.1 Opslag
Materialen moeten worden opgeslagen volgens de voorschriften van de leve\
rancier. Materialen die
niet als zodanig zijn opgeslagen of waarvan de houdbaarheidsdatum is ove\
rschreden, mogen niet
worden verwerkt.
Opmerk
Reacties