CROW-CUR 	 	
Aanbeveling 59:2023
Vervaardigen, verwerken en beproeven 	 	
van schuimbeton	
CROW-CUR_Aanbeveling 59-2023_cv.indd   4-1CROW-CUR_Aanbeveling 59-2023_cv.indd   4-1	08-11-23   08:4408-11-23   08:44
Colofon
CROW-CUR Aanbeveling 59:2023
Vervaardigen, verwerken en beproeven van schuimbeton
uitgave
CROW, Ede
artikelnummer
 AA59:2023
foto cover
Jos Nederstigt
pod
Scanlaser bv, Zaandam
productie
CROW
bestellen
Deze uitgave is via de webshop bij CROW te bestellen.
Zie voor de actuele verkoopprijs www.crow.nl/shop	Over CROW
CROW bedenkt slimme en praktische oplossingen  
voor vraagstukken over infrastructuur, openbare ruimte, 
verkeer en vervoer in Nederland. Dat doen we samen  
met externe professionals die kennis met elkaar delen  
en toepasbaar maken voor de praktijk.
CROW is een onafhankelijke kennisorganisatie zonder 
winstoogmerk die investeert in kennis voor nu en in de 
toekomst. Wij streven naar de beste oplossingen voor 
vraagstukken van beleid tot en met beheer in infrastructuur, 
openbare ruimte, verkeer en vervoer en werk en veiligheid. 
Bovendien zijn wij experts op het gebied van aanbesteden 
en contracteren.	
CROW-CUR_Aanbeveling 59-2023_cv.indd   2,3CROW-CUR_Aanbeveling 59-2023_cv.indd   2,3	08-11-23   08:4408-11-23   08:44
CROW-CUR	Aanbeveling	59:2023	
Vervaardigen,	verwerken	en	beproeven	van	
schuimbeton
CROW
Postbus	37,	6710	BA	Ede	
Telefoon	(0318)	695300	
E-mail	klantenservice@crow.nl	
Website	www.crow.nl	
November	2023	
isbn:	978	906628	709	9	
CROW	endegenen	die	aan	deze	publicatie	hebben	meegewerkt,	hebben	dehierin	opgenomen	gegevens	zorgvuldig	verzameld	naar	delaatste	
stand	van	wetenschap	entechniek.	Desondanks	kunnen	eronjuistheden	indeze	publicatie	voorkomen.	Gebruikers	aanvaarden	het	risico	daarvan.	
CROW	sluit,	mede	ten	behoeve	van	degenen	die	aan	deze	publicatie	hebben	meegewerkt,	iedere	aansprakelijkheid	uitvoor	schade	die	mocht	
voortvloeien	uithet	gebruik	van	degegevens.	
De	inhoud	van	deze	publicatie	valt	onder	bescherming	van	deauteurswet.	De	auteursrechten	berusten	bijCROW.
Inhoud	
5	Voorwoord	
6	Onderwerp	en	toepassingsgebied	1	6	Onderwerp	1.1	
6	Toepassingsgebied	1.2	
7	Termen	en	definities	2	
8	Classificaties	3	8	Gebruiksklasse	3.1	
8	Toepassingsgebied	3.2	
8	Volumieke	massa	3.3	
9	Sterkteklasse	3.4	
10	Specificatie	4	10	Algemeen	4.1	
10	Gebruiksklasse	4.2	
10	Dragende	toepassing	(D)	4.2.1	
11	Niet	dragende	toepassing	(ND)	4.2.2	
11	Toepassingsgebied	4.3	
11	Thermisch	isolerende	laag	(T)	4.3.1	
11	Funderingslaag	(F)	4.3.2	
11	Vulmateriaal	(V)	4.3.3	
11	Vochtregulerende	laag	(H)	4.3.4	
12	Overige	toepassingen	4.3.5	
13	Grondstoffen	5	13	Algemeen	5.1	
13	Cement	5.2	
13	Aanmaakwater	5.3	
13	Schuim	5.4	
13	Toeslagmaterialen	5.5	
13	Vulstoffen	5.6	
13	Hulpstoffen	5.7	
13	Vezels	5.8	
14	Vervaardigen	en	eigenschappen	schuimbetonspecie	6	14	Grondstoffen	6.1	
14	Aanmaken	van	het	schuim	6.2	
14	Doseren	en	Mengen	6.3	
14	Meng-	en	transportinrichting	6.4	
15	Schuimbetonspecie	6.5	
15	Structuur	6.5.1	
15	Consistentie	6.5.2	
15	Volumieke	massa	6.5.3	
16	Eigenschappen	vervaardigd	schuimbeton	7	16	Druksterkte	7.1	
16	Volumieke	massa	7.2	
16	Buigtreksterkte	7.3	
16	Wateropname	7.4	
16	Wateropname,	capillair	7.4.1	
16	Wateropname,	onder	druk	7.4.2	
17	Vorstdooi	bestandheid	7.5	
17	Warmteweerstand	7.6	
17	Dampdoorlatendheid	7.7	
17	Vermoeiing	7.8	
17	Trillingsabsorptie	7.9	
17	Scheuren	7.10	
18	Geschiktheidsonderzoek	8	
19	Levering	van	schuimbetonspecie	9
20	Uitvoering	10	20	Werkterrein	en	opstelplaats	10.1	
20	Bemalen	10.2	
20	Weersomstandigheden	10.3	
21	Compartimenteren	10.4	
21	Laagdikte	10.5	
21	Bekisting	10.6	
21	Leidingen	10.7	
21	Metalen	delen	10.8	
21	Contact	met	ondergrond	10.9	
22	Warmteontwikkeling	10.10	
22	Afschermen	schuimbetonwerk	10.11	
22	Personen	10.11.1	
22	Dieren	10.11.2	
23	Ingebruikname	10.12	
24	Keuring	en	controle	11	24	Algemeen	11.1	
24	Geen	certificaat	11.1.1	
24	Wel	certificaat	11.1.2	
24	Samenstelling	monster	en	proefstukken	11.2	
24	Materialen	voor	vervaardigen	schuimbetonspecie	11.3	
24	Cement	11.3.1	
24	Toeslagmaterialen	11.3.2	
25	Aanmaakwater	11.3.3	
25	Vulstoffen	11.3.4	
25	Hulpstoffen	11.3.5	
25	Schuim,	volumieke	massa	11.3.6	
25	Schuimbetonspecie	11.4	
25	Monstergrootte	11.4.1	
25	Consistentie	11.4.2	
25	Volumieke	massa	11.4.3	
26	Behoud	van	volume	11.4.4	
26	Schuimbeton	11.5	
26	Vervaardiging,	bewaring	en	conditionering	van	proefstukken	11.5.1	
26	Kubusdruksterkte	11.5.2	
27	Volumieke	massa	11.5.3	
27	Buigtreksterkte	11.5.4	
29	Elasticiteitsmodulus	11.5.5	
29	Capillaire	wateropname	11.5.6	
30	Wateropname	bij	externe	waterdruk	11.5.7	
31	Vorstdooi	bestandheid	11.5.8	
32	Warmtegeleiding,	warmteweerstand	11.5.9	
32	Dampdoorlatendheid	11.5.10	
32	Krimp	11.5.11	
32	Kruip	11.5.12	
33	Overige	eigenschappen	11.5.13	
33	Gerealiseerde	constructie	11.6	
33	Laagdikte	11.6.1	
33	Afwijking	van	peil,	vlakheid	11.6.2	
34	Milieu,	MKI-score,gezondheid	12	34	Milieu,	MKI-score	12.1	
34	Gezondheid	12.2	
35	Beheer	en	onderhoud	13	35	Waterpeil	13.1	
35	Ontgraven	13.2	
36	Titels	van	vermelde	normen	en	richtlijnen	
37	Bijlage	A:	Toepassingsgebieden	en	relevante	eigenschappen	
39	Bijlage	B:	Principe	evenwichtsconstructie
Voorwoord
Schuimbeton	isde	afgelopen	jaren	regelmatig	toegepast,	met	name	voor	constructies	waarbij	een	lage	volumieke	
massa	ofgoede	isolatiewaarde	van	het	materiaal	isgewenst.	Het	materiaal	mag	zich	verheugen	op	een	toenemende	
bekendheid	en	toepassing.	
Schuimbeton	bezit	specifieke	mechanische	en	fysische	eigenschappen.	Deze	zijn	gekoppeld	aan	de	volumieke	
massa	en	de	structuur	van	het	materiaal.	Kenmerkend	zijn	de	lage	volumieke	massa's	die	mogelijk	zijn,	afhankelijk	
van	de	samenstelling	en	de	beperkte	wateropname.	
De	mogelijkheden	van	het	materiaal	zijn	vanwege	deze	specifieke	eigenschappen	talrijk.	Verwezen	wordt	naar	onder	
meer	CUR-rapport	160	"Constructieve	eigenschappen	en	wateropname	van	schuimbeton",	CUR-rapport	181	"Werken	
met	schuimbeton	-Eigenschappen	en	toepassingen",	CROW-publicatie	101	"Wegen	en	terreinen	op	schuimbeton"	
en	CROW-publicatie	325	"Lichte	ophoogmaterialen".	
Alweer	meer	dan	10	jaar	geleden	verscheen	een	tweede	herziene	uitgave	van	CUR-Aanbeveling	59	"Vervaardiging	
en	beproeving	van	schuimbeton".	Gewijzigde	normen,	nieuwe	inzichten	en	ontwikkelingen	met	betrekking	tot	
schuimbeton	maakten	het	wenselijk	deze	CUR-Aanbeveling	uit	2012	teherzien.	Met	deze	nieuwe	CROW-CUR	
Aanbeveling	isweer	een	actuele	versie	beschikbaar.	Een	versie	met	de	laatste	stand	der	techniek.	
Deze	CROW-CUR	Aanbeveling	59	kwam	tot	stand	met	medewerking	van:	
Corné	van	der	Steen	(rapporteur),	TechnoConsult	
Robert	teDorsthorst,	Faber	betonpompen	/Stichting	Schuimbeton	Nederland	
Jos	Nederstigt,	Needs	adviesbureau	/Urban	base	funderingen	
Jurjen	Talsma,	Kwaliteitsdienst	Beton	/Betonhuis	
Ad	van	Leest,	(begeleider,	secretaris)	CROW	
Deze	herziene	uitgave	ismede	mogelijk	gemaakt	door	financiering	van	de	Stichting	Schuimbeton	Nederland	(SSN).	
5	Voorwoord
Onderwerp	en	toepassingsgebied	1	
1.1	Onderwerp	
Deze	CROW-CUR	Aanbeveling	geeft	definities,	eisen	en	regels	voor	het	vervaardigen,	de	verwerking	en	het	
beproeven	van	schuimbeton.	
1.2	Toepassingsgebied	
Deze	CROW-CUR	Aanbeveling	isvan	toepassing	op	schuimbeton,	bestemd	voor	het	vervaardigen	van	schuimbeton-	
constructies	en	-elementen,	ongeacht	of	het	vervaardigen	en/of	verwerken	van	het	schuimbeton	gebeurt	op	de	
bouwplaats	dan	wel	inspeciaal	daartoe	ingerichte	bedrijven.	
CROW-CUR	Aanbeveling	59:2023	6-------
Termen	en	definities	2	
Schuimbetonspecie
Een	niet	verhard	mengsel	van	cement,	water,	eventueel	toeslagmateriaal	en/of	vul-	en/of	hulpstoffen,	waaraan	
afzonderlijk	geproduceerd	schuim	istoegevoegd.	
Schuimbeton
Een	verharde	schuimbetonspecie.	
Grondstoffen
Cement,	water,	schuim,	toeslagmateriaal,	vul-	en/of	hulpstoffen.	
Basisspecie
Het	mengsel	van	grondstoffen,	voor	het	toevoegen	van	het	schuim.	
Schuimmiddel
Een	product	dat	door	intensief	mengen	met	water	en	Iucht	een	schuim	vormt.	
Charge
Een	schuimbetonspecie	die	afzonderlijk	en	ineen	keer	door	de	leverancier/producent	isbereid.	
Monster
Een	hoeveelheid	materiaal,	waaruit	later	proefstukken	worden	gehaald	om	een	bepaalde	eigenschap	tebepalen.	
7	Termen	endefinities-------
Classificaties	3	
3.1	Gebruiksklasse	
Op	basis	van	het	aldan	niet	vervullen	van	een	dragende	rol	ineen	constructie	isschuimbeton	onderverdeeld	in:	
Dragend	D	
Niet	dragend	ND
Opmerking
Met	dragend	isbedoeld	dat	het	schuimbeton	belastingen	afdraagt	of	opneemt	als	kenmerkende	eigenschap.	Denk	
aan	een	plaatfundering	onder	een	gebouw.	Bij	een	niet	dragende	toepassing	kan	evenwel	ook	sprake	zijn	van	geringe	
belastingen,	zoals	belopen	van	het	schuimbeton.	Dit	isechter	een	ondergeschikte	functie,	waarmee	uiteraard	wel	
rekening	istehouden.	
Voorbeeld	van	een	dragende	laag	iseen	funderingsplaat	inde	woningbouw.	Voorbeeld	van	een	niet	dragende	toe-	
passing	isbijvoorbeeld	een	bodemafsluiting.	
3.2	Toepassingsgebied	
Op	basis	van	de	specifieke	functie	dan	wel	toepassing	van	het	schuimbeton	isonderscheid	gemaakt	in:	
Thermisch	isolerend	T:	
Fundering	F:	
Vulling	V:	
Vochtregulerend	H:	
Overig	O:
Opmerking	1	
Het	kan	voorkomen	dat	er	sprake	isvan	meer	functies.	Beide	functies	worden	dan	benoemd	waarbij	er	uiteraard	
gelet	isop	tegenstrijdige	eisen.	Het	typeren	van	het	schuimbeton	gebeurt	door	een	combinatie	van	gebruiksklasse	
en	toepassingsgebied.	Als	voorbeeld:	
Dragende	funderingsplaat:	D-F.	
Dragende	funderingsplaat	met	eis	aan	thermische	isolatie:	D-F/T	
Het	vullen	van	oude	leidingen,	ruimten	e.d.	die	buiten	zijn:	ND-V	
Opmerking	2	
Voor	een	bepaalde	gebruiksklassen	en	toepassingsgebied	gelden	ergewenste	eigenschappen	van	het	toe	tepassen	
schuimbeton.	Zie	bijvoorbeeld	bijlage	A.	
Opmerking	3	
Overige	functies	zijn	bijvoorbeeld	het	gebruik	van	schuimbeton	als	trillingsdemping.	
3.3	Volumieke	massa	
Op	grond	van	de	volumieke	massa	van	de	schuimbetonspecie	op	het	moment	van	leveren	geldt	de	voorkeursreeks	
zoals	aangeven	intabel	1.	
CROW-CUR	Aanbeveling	59:2023	8-------
Tabel	1:Tabel	1:Klassen	schuimbeton	op	basis	van	volumieke	massa	schuimbetonspecie	
Volumieke	massa	van	de	schuimbetonspecie	(kg/m	3)	Klasse	
250
300
350
400
450
500
600
700
800
900
1000
1200
1400
1600	
D250
D300
D350
D400
D450
D500
D600
D700
D800
D900
D1000
D1200
D1400
D1600
Opmerking
Het	betreft	de	ontwerp	volumieke	massa	van	de	schuimbetonspecie.	De	volumieke	massa	van	het	schuimbeton	(het	
verharde	product)	kan	daarvan	afwijken	door	drogen	bij	schuimbeton	dat	niet	incontact	staat	met	water	oftoenemen	
als	er	wel	contact	met	water	is.	
3.4	Sterkteklasse	
Op	grond	van	de	karakteristieke	kubusdruksterkte	van	het	schuimbeton	op	28	dagen	ouderdom	worden	de	sterkte-	
klassen	onderscheiden	zoals	aangegeven	intabel	2.	
Tabel	2:Tabel	2:Sterkteklassen	schuimbeton	op	basis	van	karakteristieke	kubusdruksterkte	
Karakteristieke	kubusdruksterkte	fck,	kub	(N/mm	2)	Sterkteklasse	
0,25
0,50
0,75
1,0
1,5
2,0
3,0
4,0
5,0
7,5
10	
SB	0,25	
SB	0,50	
SB	0,75	
SB	1,0	
SB	1,5	
SB	2,0	
SB	3,0	
SB	4,0	
SB	5,0	
SB	7,5	
SB	10	
Opmerking
De	kubusdruksterkte	istebeïnvloeden	door	naast	het	sturen	op	volumieke	massa,	testuren	op	bijvoorbeeld:	
de	cementsoort	en	sterkteklasse	daarvan;	
de	vorm	en	korrelafmeting	van	het	toeslagmateriaal.	
9	Classificaties
Specificatie	4	
4.1	Algemeen	
De	gewenste	eigenschappen	van	de	schuimbetonspecie	dan	wel	het	schuimbeton	istussen	opdrachtgever-	
opdrachtnemer	overeengekomen	en	vastgelegd.	Daarbij	gelden	altijd	overeen	tekomen	eigenschappen	en	eigen-	
schappen	die	optioneel	zijn	overeen	tekomen.	
Verder	isinbepaalde	situaties	verlangd	dat	de	waarde	van	een	bepaalde	eigenschap	gedeclareerd	wordt	en	dus	
bekend	is.	
Opmerking
Inbijlage	Aisrichting	gegeven	aan	eigenschappen	die	een	rol	spelen	voor	specifieke	toepassingen.	
Ten	minste	overeengekomen	dan	wel	vastgelegd	zijn:	
De	gebruiksklasse:	dragend	(D)	ofniet	dragend	(ND)	en	de	specifieke	eigenschappen,	zie	4.2.	a.	
Het	toepassingsgebied	en	de	specifieke	eigenschappen,	zie	4.3.	b.
En	verder	ten	minste:
De	gemiddelde	laagdikte.	Bij	verschillende	dikten	isop	een	tekening	aangegeven	waar	welke	dikte	istoe	te	
passen.
Opmerking:
Voor	specifieke	toepassingen	kan	het	wenselijk	zijn	een	minimale	ofmaximale	laagdikte	overeen	tekomen,	
zie	4.3.	
c.	
De	opstelplaats	voor	het	materieel.	d.	
De	bereikbaarheid	van	het	werkterrein	en	de	berijdbaarheid	daarvan.	e.	
Wie	zorgt	voor	de	benodigde	watervoorziening.	f.	
Wie	de	maatregelen	aanbrengt	inverband	met	verdrinkingsgevaar,	wie	deze	controleert	en	wie	deze	instand	
houdt	voor	zover	van	toepassing.	
g.	
De	plaats	waar	restwater	geloosd	mag	worden.	h.	
Of	het	istoegestaan	andere	grondstoffen	ofandere	toevoegingen	toe	tepassen	dan	genoemd	inhoofdstuk	
5van	deze	CROW-CUR	Aanbeveling.	
i.
4.2	Gebruiksklasse	
4.2.1	Dragende	toepassing	(D)	
Het	toe	tepassen	schuimbeton	bij	een	dragende	toepassing	isovereengekomen	door	opgave	van:	
De	volumieke	massa	van	de	schuimbetonspecie,	gebaseerd	op	3.3.	a.	
De	gewenste	kubusdruksterkte,	gebaseerd	op	3.4.	b.	
Overige	gewenste	eigenschappen	gekoppeld	aan	het	toepassingsgebied,	zie	4.3.	c.
Indien	het	schuimbeton	incontact	komt	met	water	isbekend	en	overeengekomen:	
De	(toegestane)	capillaire	wateropname.	
en	
d.	
Voor	zover	daarvan	sprake	is,de	(toegestane)	wateropname	onder	externe	waterdruk.	e.
Opmerking	1	
De	volumieke	massa	en	kubusdruksterkte	zijn	veelal	de	gebruikelijke	aanduidingen	om	het	gewenste	schuimbeton	
aan	teduiden.	Tussen	de	volumieke	massa	en	druksterkte	van	het	schuimbeton	bestaat	een	zekere	relatie,	zodat	
het	wenselijk	isook	vast	teleggen	welke	eis	maatgevend	is.	
CROW-CUR	Aanbeveling	59:2023	10-------
Opmerking	2	
Voor	specifieke	toepassingen	zijn	mogelijk	nog	aanvullende	eigenschappen	relevant.	Deze	zijn	dan	overeen	tekomen	
ofzijn	ten	minste	bekend	om	daarmee	rekening	tehouden.	Voor	een	overzicht	van	de	eigenschappen	inrelatie	met	
de	toepassing	wordt	verwezen	naar	bijlage	Aen	hoofdstuk	4.3.	
Opmerking	3	
Het	kan	wenselijk	zijn	niet	alleen	een	ondergrens	vast	teleggen	maar	ook	een	bovengrens.	Dit	speelt	met	name	een	
rol	waarbij	de	massa	van	het	schuimbeton	een	belangrijke	rol	speelt,	zoals	ineen	zogenoemde	evenwichtsconstructie.	
Voor	het	principe	van	een	evenwichtsconstructie	wordt	verwezen	naar	bijlage	B.	
4.2.2	Niet	dragende	toepassing	(ND)	
Het	toe	tepassen	schuimbeton	bij	een	niet	dragende	toepassing	isovereengekomen	door	opgave	van:	
1	De	volumieke	massa	van	de	schuimbetonspecie,	gebaseerd	op	3.3.	
2	Overige	gewenste	eigenschappen	gekoppeld	aan	het	toepassingsgebied,	zie	4.3.	
4.3	Toepassingsgebied	
4.3.1	Thermisch	isolerende	laag	(T)	
Bij	het	toepassen	van	schuimbeton	als	thermische	isolerende	laag	isaanvullend	op	4.2	ten	minste	bekend	en	over-	
eengekomen:	
De	gewenste	Rc-waarde.	a.	
De	beschikbare	laagdikte.	b.
Of	
De	warmteweerstand	van	het	toe	tepassen	schuimbeton,	
bepaald	volgens	11.5.9.	
c.
4.3.2	Funderingslaag	(F)	
Bij	het	toepassen	van	schuimbeton	als	funderingslaag	isaanvullend	op	4.2	ten	minste	bekend	en	overeengekomen:	
1	Wat	de	ten	minste	aan	tehouden	laagdikte	is.	
2	De	peilmaat	van	de	bovenzijde	van	de	funderingslaag.	
3	De	vlakheidsklasse	van	de	ondergrond	(bodem)	waarop	de	funderingslaag	wordt	aangebracht,	zie	tabel	3.	
4	Wie	zorgt	voor	het	profileren	van	de	ondergrond,	indien	de	vlakheid	niet	isbereikt.	
Tabel	3:Tabel	3:Klassen	vlakheid	ondergrond	
Toelaatbaar	verschil	hoogste	en	laagste	punt	[mm]	Klasse	vlakheid	
10	Zeer	vlak	
25	Vlak	
50	Matig	vlak	
100	Onvlak
4.3.3	Vulmateriaal	(V)	
Bij	het	toepassen	van	schuimbeton	als	vulmateriaal	isaanvullend	op	4.2	ten	minste	bekend	en	overeengekomen:	
1	Of	vullen	vanuit	één	punt	kan	gebeuren	of	dat	dit	vullen	gebeurt	vanuit	meer	punten.	
2	De	locatie	van	het	vulpunt	of	de	vulpunten.	
3	Wie	zorgt	voor	het	dichtzetten	van	open	naden	en	kieren	die	weglopen	van	het	schuimbeton	veroorzaken	als	
ook	afdichten	aansluitende	leidingen	die	niet	gevuld	mogen	raken.	
De	op	tevullen	ruimte	isvrij	van:	
1	water;	
2	substanties	die	van	invloed	zijn	op	de	schuimbetonspecie	of	het	schuimbeton.	
4.3.4	Vochtregulerende	laag	(H)	
Bij	het	toepassen	van	schuimbeton	als	vochtregulerende	laag	isaanvullend	op	4.2	ten	minste	bekend	en	overeenge-	
komen:	
11	Specificatie
De	dampdoorlatendheid	van	het	schuimbeton,	waarbij	rekening	isgehouden	met	het	vochtgehalte	inde	
gebruikssituatie.	
4.3.5	Overige	toepassingen	
Voor	overige	toepassingen	zijn,	aanvullend	op	4.2,	de	specifieke	eisen	en/of	eigenschappen	bekend	en	vastgelegd	
met	daarbij	de	wijze	waarop	keuring	en	controle	gebeurt.	
Specifiek	geldt	dat	bekend	en	vastgelegd	is:	
1	Voor	schuimbeton	als	dempend	materiaal	of	voor	absorptie	van	trillingen:	
De	elasticiteitsmodulus	van	het	materiaal	dan	wel	de	dynamische	stijfheid.	?	
Opmerking
Voor	mogelijk	andere	toepassingen	en	relevante	eigenschappen	wordt	verwezen	naar	bijlage	A.	
CROW-CUR	Aanbeveling	59:2023	12
Grondstoffen	5	
5.1	Algemeen	
Met	de	grondstoffen	zoals	indit	hoofdstuk	omschreven	wordt	een	schuimbeton	verkregen	waarvan	de	eigenschappen	
inhet	algemeen	bekend	zijn.	Worden	afwijkende	materialen	toegepast	en	staat	daarmee	niet	met	zekerheid	vast	of	
aan	bepaalde	voor	de	schuimbetonspecie	of	het	schuimbeton	wordt	voldaan,	dan	iseen	geschiktheidsonderzoek	
uitgevoerd,	zie	hoofdstuk	8.	
Grondstoffen	mogen	geen	nadelige	invloed	hebben	op	de	stabiliteit	van	het	schuim.	
Opmerking
Veelal	iservoldoende	ervaring	met	de	hier	voorgeschreven	materialen.	Indien	nieuwe	grondstoffen	worden	toegepast,	
kan	het	voorkomen	dat	ernog	teweinig	ervaring	is.Het	geschiktheidsonderzoek	draagt	dan	bij	aan	het	aantoonbaar	
maken	van	dat	hetgeen	isgevraagd,	ook	geleverd	isof	wordt.	
5.2	Cement	
Cement	voldoet	aan	de	gestelde	eisen	inten	minste	één	van	de	normen	NEN-EN	197-1,	NEN-EN	197-5,	NEN-EN	
13282-1,	NEN	3550.	
5.3	Aanmaakwater	
Aanmaakwater	en	het	water	dat	istoegevoegd	aan	het	schuimmiddel	voldoet	aan	NEN-EN	1008.	Als	oppervlaktewater	
istoegestaan,	isaangetoond	dat	het	oppervlaktewater	geen	invloed	heeft	op	de	sterkte-	en	schuimontwikkeling	van	
het	schuimbeton.	
Opmerking
Het	israadzaam	ook	rekening	tehouden	met	andere	aspecten	zoals	geur	en	kleur	bij	het	beoordelen	van	het	aan-	
maakwater.
5.4	Schuim	
Het	toe	tepassen	schuim	iszodanig	stabiel	dat	het	volume	van	het	schuimbeton	na	verharding	niet	meer	dan	5%	
afwijkt	van	het	volume	van	de	schuimbetonspecie	op	het	tijdstip	van	levering.	
5.5	Toeslagmaterialen	
Zand	voldoet	aan	NEN-EN	12620	en	NEN	5905.	
5.6	Vulstoffen	
Het	toepassen	van	vulstoffen	en	de	eisen	daaraan,	isovereengekomen.	Worden	vulstoffen	toegepast	dan	hebben	
deze	geen	negatieve	invloed	op	de	eigenschappen	van	het	schuimbeton.	
5.7	Hulpstoffen	
Hulpstoffen	voldoen	aan	NEN-EN	934-2.	
5.8	Vezels	
Als	vezels	worden	toegepast,	hebben	deze	geen	negatieve	invloed	op	de	eigenschappen	van	het	schuimbeton.	
13	Grondstoffen-------
Vervaardigen	en	eigenschappen	
schuimbetonspecie	
6	
6.1	Grondstoffen	
Er	geldt:	
1	De	schuimbetonspecie	issamengesteld	met	grondstoffen	volgens	hoofdstuk	5.	
2	Andere	grondstoffen	zijn	toegestaan,	mits	het	gebruik	isovereengekomen	en	de	geschiktheid	isaangetoond,	
bijvoorbeeld	op	basis	van	een	geschiktheidsonderzoek.	
3	De	grondstoffen	zijn	zo	opgeslagen	dat	de	functionaliteit	of	eigenschap	niet	verloren	gaat	door	bijvoorbeeld	kli-	
matologische	invloeden,	vermenging	of	verontreiniging.	
4	Verpakte	grondstoffen	zijn	herkenbaar	aan	een	etiket	waarop	de	inhoud,	hoeveelheid	en	houdbaarheidsdatum	
isvermeld.	Grondstoffen	waarvan	de	houdbaarheidsdatum	isverstreken	zijn	niet	verwerkt.	
6.2	Aanmaken	van	het	schuim	
Het	toe	tevoegen	schuim	isovereenkomstig	de	beoogde	samenstelling	vervaardigd	met	een	schuimgenerator.	Het	
schuimmiddel	isdaarbij	volgens	de	richtlijnen	van	de	leverancier	verwerkt.	
6.3	Doseren	en	Mengen	
Er	geldt:	
1	Er	iseen	instructie	op	het	werk	beschikbaar	voor	de	aan	tehouden	mengverhoudingen.	
2	Indien	voorverpakte	materialen	ineen	op	elkaar	afgestemde	verhouding	worden	gemengd,	zijn	alleen	hele	ver-	
pakkingen	gebruikt.	
3	Hoeveelheden	zijn	afgewogen	dan	wel	afgemeten	met	middelen	met	een	nauwkeurigheid	die	borgt	dat	de	hoe-	
veelheid	niet	meer	dan	2%afwijkt	van	de	werkelijke	hoeveelheid.	
4	Doseren	van	grondstoffen	iszodanig	gedaan	dat	de	intabel	4genoemde	toleranties	niet	zijn	overschreden.	
5	Schuim	isgedoseerd	op	basis	van	de	tebereiken	volumieke	massa	van	de	schuimbetonspecie.	
6	Aan	de	wijze	van	mengen	zijn	indeze	CROW-CUR	Aanbeveling	geen	eisen	gesteld.	Indien	eisen	zijn	voorgeschre-	
ven,	zijn	deze	gevolgd.	
7	Mengen	isgebeurt	zodanig	dat	een	homogeen	mengsel	isverkregen.	
8	Mengen	van	eenzelfde	schuimbetonspecie	issteeds	op	eenzelfde	wijze	gebeurd.	
9	Het	mengproces	heeft	geen	nadelige	invloed	op	de	eigenschappen	en	stabiliteit.	
Opmerking
Elk	schuimbetonproduct	kent	zijn	eigen	mengprocedure.	Daarom	isdeze	niet	voorgeschreven.	
Tabel	4:Tabel	4:Nauwkeurigheid	doseren	
Nauwkeurigheid	Grondstof	
±3%van	de	vereiste	hoeveelheid	Cement
Water
Totaal	toeslagmateriaal	
±3%van	de	vereiste	hoeveelheid	Vulstoffen	en	vezels	met	massa-eenheid	van	>5%cement-	
massa	
±5%van	de	vereise	hoeveelheid	Hulpstoffen,	vulstoffen	en	vezels	met	een	massa-eenheid	
van	?5%cementmassa	
6.4	Meng-	en	transportinrichting	
De	aard	en	de	capaciteit	van	de	meng-	en	transportinrichting	iszodanig	groot	dat	bij	de	gewenste	productiesnelheid	
een	homogene	basisspecie	en/of	schuimbetonspecie	isverkregen.	
CROW-CUR	Aanbeveling	59:2023	14-------
6.5	Schuimbetonspecie	
6.5.1	Structuur	
De	schuimbetonspecie	iszodanig	samengesteld	dat	deze	niet	ontmengt	en	stabiel	is.Het	inklinken	van	de	schuim-	
betonspecie	na	verwerking	isbeperkt	tot	ten	hoogste	5%.	
6.5.2	Consistentie	
De	consistentie	van	schuimbetonspecie	uitgedrukt	als	vloeimaat	isbepaald	volgens	11.4.2	en	voldoet	aan	hetgeen	
isovereengekomen.
Opmerking
Schuimbetonspecie	heeft	een	op	yoghurt	gelijkende	consistentie.	Door	het	vloeibare	karakter	ishet	praktisch	zelfni-	
vellerend.	De	consistentie	van	schuimbetonspecie	isinbeperkte	mate	tevariëren	voor	speciale	toepassingen,	zoals	
afschotlagen.
6.5.3	Volumieke	massa	
De	volumieke	massa	van	de	schuimbetonspecie	gemeten	op	moment	van	productie	isbepaald	volgens	11.4.3	en	
wijkt	gemeten	op	het	moment	van	productie	ten	hoogste	5%m/m	afvan	de	overeengekomen	volumieke	massa.	
Opmerking	1	
Met	5%m/m	isbedoeld	de	massa,	dus	bij	een	volumieke	massa	van	1500	kg	geldt	dat	deze	ligt	tussen	1425	en	1575	
kg/m	3.	
Opmerking	2	
Met	name	bij	een	evenwichtsconstructies	ishet	van	belang	dat	rekening	isgehouden	met	deze	toegestane	variatie.	
Immers	de	volumieke	massa	iseen	belangrijk	uitgangspunt	inhet	ontwerp	van	een	dergelijke	constructie,	zie	bijlage	
B.	
15	Vervaardigen	eneigenschappen	schuimbetonspecie
Eigenschappen	vervaardigd	schuimbeton	7	
7.1	Druksterkte	
De	karakteristieke	druksterkte	isbepaald	volgens	11.5.2	en	voldoet	ten	minste	aan	de	overeengekomen	sterkteklasse.	
Opmerking
De	druksterkte	kan	eerst	worden	bepaald	als	de	schuimbetonspecie	isverhard.	Overweeg	daarom	om	tijdens	het	
aanbrengen	van	de	schuimbetonspecie	monsters	tenemen	waarvan	de	volumieke	massa	wordt	bepaald.	Indien	de	
leverancier	aantoonbaar	een	relatie	heeft	gelegd	tussen	volumieke	massa	van	de	schuimbetonspecie	en	druksterkte	
van	het	schuimbeton	en	deze	bekend	is,	iszo	aldirect	een	indruk	tekrijgen	van	het	behalen	van	de	druksterkte.	
Keuren	op	druksterkte	kan	dan	eventueel	komen	tevervallen.	
7.2	Volumieke	massa	
De	volumieke	massa	isbepaald	volgens	11.5.3	en	voldoet	aan	de	overeengekomen	eis.	
7.3	Buigtreksterkte	
De	buigtreksterkte	van	het	schuimbeton	isbepaald	volgens	11.5.4	en	voldoet	ten	minste	voldoen	aan	de	overeenge-	
komen	waarde.	
7.4	Wateropname	
7.4.1	Wateropname,	capillair	
De	capillaire	wateropname	isalleen	bepaald	indien	het	schuimbeton	zich	ineen	situatie	bevindt	waar	erpermanent	
contact	isof	kan	zijn	met	water.	
De	wateropname	van	schuimbeton	isbepaald	volgens	11.5.6	en	iskleiner	dan	de	beschreven	richtwaarde	dan	wel	
de	overeengekomen	waarde.	
Een	richtwaarde	voor	de	capillaire	wateropname	na	100	dagen	isopgenomen	intabel	5.	
Tabel	5:Tabel	5:Richtwaarden	capillaire	wateropname	
Hoeveelheid	ingedrongen	water	per	m2contactoppervlak	met	water	
[kg/m	2]	
Volumieke	massa	specie	[kg/m	3]	
10	D500
7.4.2	Wateropname,	onder	druk	
De	wateropname	onder	druk	isalleen	bepaald	indien	het	schuimbeton	zich	ineen	situatie	bevindt	waarbij	ersprake	
isvan	waterdruk.	
De	wateropname	van	schuimbeton	isbepaald	11.5.7	en	iskleiner	dan	de	beschreven	richtwaarde	dan	wel	de	over-	
eengekomen	waarde.	
Richtwaarden	voor	de	wateropname	bij	1meter	waterkolom	zijn	opgenomen	intabel	6.	
Tabel	6:Tabel	6:Richtwaarden	wateropname	[ontleend	aan	CUR-rapport	181]	
Hoeveelheid	ingedrongen	water	per	m2contactoppervlak	met	
water	[kg/m	2]	
Volumieke	massa	specie	[kg/m	3]	
75
55
30
20	
D400
D500
D600
D700
Opmerking
De	 in tabel	 6 beschreven	 hoeveelheid	 betreft	 de wateropname	 na 10 jaar	 expositie	 bij een	 waterdruk	 van	 1 meter.	
Het	 verloop	 van	 de waterindringing	 verloopt	 daarbij	 in een	 ?t-relatie.	 De	 beschreven	 testmethode	 heeft	 een	 duur	
CROW-CUR	Aanbeveling	59:2023	16-------
van	 91 dagen	 en gaat	 uit van	 een	 waterkolom	 van	 0,5	 m of 1,0	 m. Indien	 in de praktijk	 andere	 drukken	 optreden	 of	
ter	 beoordeling	 van	 de wateropname	 onder	 druk	 is een	 geschiktheidsonderzoek	 aan	 te bevelen.	
7.5	Vorstdooi	bestandheid	
Schuimbeton	dat	blootstaat	aan	vorst	isvorstbestand.	De	vorstbestandheid	isbepaald	volgens	11.5.8.	
7.6	Warmteweerstand	
De	warmteweerstand	isbepaald	volgens	11.5.9	en	voldoet	aan	de	overeengekomen	waarde.	
Richtwaarden	voor	de	warmteweestand	zijn	opgenomen	intabel	7.	
Tabel	7:Tabel	7:Richtwaarden	R-waarden	bij	400	mm	dikte	en	50	%RV	
R-waarde	[m2K/W]	Volumieke	massa	specie	[kg/m	3]	
4,3
3,8
3,3
2,8	
D300
D400
D500
D600
Opmerking
De	isolatie	waarde	van	het	schuimbeton	wordt	mede	bepaald	door	het	vochtgehalte,	Daarom	ishet	aldan	niet	
kunnen	opnemen	van	vocht	een	belangrijk	aandachtspunt.	Inde	NTA	8800	wordt	daarop	ingegaan	(zie	ook	11.5.9).	
Om	die	reden	isaanbrengen	op	folie	raadzaam	als	het	schuimbeton	wordt	toegepast	om	zijn	isolatiewaarde.	
7.7	Dampdoorlatendheid	
De	dampdoorlatendheid	isbepaald	volgens	11.5.10	en	voldoet	aan	de	overeengekomen	waarde.	
7.8	Vermoeiing	
Als	sprake	isvan	wisselende	mechanische	belasting	bezwijkt	het	schuimbeton	niet	door	vermoeiing	binnen	de	
beoogde	gebruiksduur.	
7.9	Trillingsabsorptie	
Als	sprake	isvan	eisen	aan	de	trillingsabsorptie	isdeze	bepaald	volgens	een	overeengekomen	testmethode	of	
numerieke	analyse	en	isaan	de	eis	voldaan.	
Opmerking
Door	de	structuur	van	schuimbeton	isdeze	instaat	trillingen	tedempen.	
7.10	Scheuren	
Aan	het	aantal	en	de	wijdte	van	scheuren	inhet	schuimbeton	zijn	indeze	CROW-CUR	Aanbeveling	geen	eisen	
gesteld.	
17	Eigenschappen	vervaardigd	schuimbeton
Geschiktheidsonderzoek	8	
Zijn	effecten	van	toe	tepassen	grondstoffen	op	de	schuimbetonspecie	of	het	schuimbeton	niet	of	onvoldoende	
bekend,	dan	iseen	geschiktheidsonderzoek	uitgevoerd	om	inzicht	tekrijgen	inde	mate	van	geschiktheid.	
Het	geschiktheidsonderzoek	bestaan	uit	ten	minste	6proeven	op	het	vervaardigd	materiaal	waarbij	de	tebepalen	
eigenschap	isvastgesteld	dan	wel	gemeten.	Daaruit	iseen	karakteristieke	waarde	berekend	volgens:	
xk=xgem	 ? 1,96	 ? indien	 een	 waarde	 niet	 mag	 worden	 onderschreden	
xk=xgem	 + 1,96	 ? indien	 een	 waarde	 niet	 mag	 worden	 overschreden.	
Waarin:	
isde	karakteristieke	waarde	xk	
isde	gemiddelde	waarde	van	de	bepaalde	eigenschap	xgem	
isde	standaard	afwijking	bepaald	uit	de	gemeten	waarden	?
De	karakteristieke	waarde	voldoet	ten	minste	aan	de	eis	die	aan	de	betreffende	eigenschap	isgesteld.	Indien	ook	
een	maximum	of	minimum	waarde	isvastgelegd	ishiermee	rekening	gehouden.	
CROW-CUR	Aanbeveling	59:2023	18-------
Levering	van	schuimbetonspecie	9	
Elke	aflevering	isvergezeld	van	een	genummerde	leveringsbon	intweevoud,	met	hierop	vermeld:	
1	naam	van	de	leverancier/producent;	
2	leveringsdatum;	
3	adres	van	aflevering;	
4	naam	van	de	afnemer;	
5	hoeveelheid	schuimbetonspecie;	
6	volumieke	massa;	
7	sterkteklasse;	
8	eventueel	overeengekomen	eigenschappen.	
19	Levering	van	schuimbetonspecie-------
Uitvoering	10
10.1	Werkterrein	en	opstelplaats	
Het	werkterrein	isgoed	berijdbaar	en	bereikbaar.	
Opmerking
Het	aanbrengen	van	grote	hoeveelheden	schuimbetonspecie	brengt	met	zich	mee	dat	meer	keren	per	dag,	verkeers-	
bewegingen	met	zwaar	transportmaterieel	nodig	zijn.	Het	isvan	belang	dat	aanvoerwegen	geschikt	zijn	voor	het	
zware	transportmaterieel	en	dat	ergeen	aslastbeperkingen	en	breedtebeperkingen	gelden	die	toegang	tot	het	werk	
onmogelijk	maken.	
Er	iseen	opstelplaats	aanwezig	voor	de	aanvoer	van	materialen	dan	wel	de	menginstallatie	en/of	bulkwagen.	
Erisrekening	mee	gehouden	dat	bij	de	productie	van	grote	hoeveelheden	schuimbeton	de	cementsilo	ofbulkwagen	
gedurende	de	werkdag	kan	worden	gevuld	door	een	(andere)	bulkwagen	van	de	cementleverancier.	
Opmerking
Schuimbeton	wordt	op	locatie	verwerkt	met	een	"natte"	of	"droge"	menginstallatie.	Bij	de	natte	methode	wordt	de	
basisspecie	met	behulp	van	betonmixers	aangevoerd	vanuit	de	betonmortelcentrale.	Op	locatie	worden	dan	ineen	
installatie	hulpstoffen	en/of	schuimmiddelen	toegevoegd	en	vermengd.	De	schuimbetonspecie	wordt	vervolgens	
vanuit	de	menginstallatie	naar	de	plaats	van	verwerking	verpompt.	
Bij	de	droge	lijn	worden	op	locatie	de	grondstoffen	met	het	schuimmiddel	inde	menginstallatie	gemengd.	
10.2	Bemalen	
Opdrijven	van	het	schuimbeton	(tijdens	de	bouwfase)	isvoorkomen.	
Opmerking
Voorkomen	van	opdrijven	kan	door	bemalen	totdat	constructie	zodanig	isbelast	dat	opdrijven	niet	meer	kan	
gebeuren.
Bij	een	evenwichtsconstructie	met	schuimbeton	bevindt	een	gedeelte	van	het	schuimbeton	zich	doorgaans	onder	
het	grondwaterniveau.	Inde	gebruiksfase	voorkomt	het	bovenliggend	gewicht	uiteindelijk	het	opdrijven.	Inde	fase	
van	aanleg	ishet	bovenliggend	gewicht	nog	niet	aanwezig	en	bestaat	de	kans	op	opdrijven.	
10.3	Weersomstandigheden	
Voor	de	omstandigheden	tijdens	het	aanbrengen	en	daarna	geldt:	
Schuimbeton	isniet	verwerkt	bij	regen,	sneeuw	ofhagel,	tenzij	maatregelen	zijn	genomen	om	nadelige	
effecten	daarvan	tevoorkomen.	
a.
Opmerking
Als	schuimbeton	inde	verhardende	fase	inaanraking	komt	met	water	kan	dit	het	resultaat	nadelig	beïnvloeden.	
Schuimbeton	isniet	verwerkt	bij	een	buitenlucht	temperatuur	van	minder	dan	4oC.Ook	24	uur	na	het	ver-	
werken	isgeen	lagere	temperatuur	opgetreden/verwacht	dan	4oC.Als	afdoende	maatregelen	zijn	genomen	
b.	
om	afkoelen	tevoorkomen,	zoals	isoleren,	dan	wel	als	de	laagdikte	ervoor	zorgt	dat	de	temperatuur	niet	daalt	
onder	4oC,mag	daarvan	zijn	afgeweken.	
Bevriezen	van	de	schuimbetonspecie	en	het	verhardend	materiaal	isniet	toegestaan.	c.	
Indien	de	samenhang	van	de	toplaag	van	het	schuimbeton	van	belang	is,isvochtuittreding	inde	verhardende	
fase	sterk	beperkt	gedurende	ten	minste	48	uur.	
d.
Opmerking
Als	ernog	een	laag	hechtend	wordt	aangebracht,	ishet	van	belang	dat	de	toplaag	sterkte	heeft.	Om	die	reden	ishet	
beschermen	tegen	uitdrogen	nodig	als	de	omstandigheden	daarom	vragen.	Bij	bewolkt,	vochtig	weer	met	hoge	
luchtvochtigheid	(>80	%)	gedurende	de	periode	van	48	uur	zal	inhet	algemeen	geen	aanvullende	handeling	nodig	
CROW-CUR	Aanbeveling	59:2023	20-------
zijn.	Bij	zonnig,	drogend	weer	wel.	Te	denken	isaan	afdekken	of	vochtig	houden.	Ook	wind	isvan	invloed	op	de	
kans	op	uitdrogen.	
10.4	Compartimenteren	
Wanneer	invlakken	inmeer	richtingen	isgestort,	isde	maximale	grootte	van	een	compartiment:	
160	m2,ca.	80	m3.	Bij	een	laagdikte	tot	en	met	500	mm:	a.	
70	à90	m3.	Bij	overige	laagdikten:	b.
Wanneer	overwegend	inéén	richting	isgestort,	bijvoorbeeld	bij	de	fundering	van	een	fietspad,	mogen	grotere	
compartimenten	zijn	gehanteerd.	
Opmerking
Compartimenten	kunnen	worden	gerealiseerd	door	het	plaatsen	van	een	houten	bekisting	of	door	het	plaatsen	van	
geprefabriceerde	schuimbeton	blokken.	
10.5	Laagdikte	
Indien	een	gemiddelde	of	minimale	laagdikte	isovereengekomen,	isde	aan	tebrengen	laagdikte	van	de	schuimbe-	
tonspecie	zodanig	dat,	rekening	houdend	met	inklinken	van	ten	hoogste	5%,	de	gemiddelde	of	minimale	laagdikte	
van	het	schuimbeton	de	overeengekomen	dikte	heeft.	
Indien	inlagen	isgewerkt	tot	de	gewenste	totale	laagdikte,	iseen	volgende	laag	pas	aangebracht	als	de	onderliggende	
laag	zodanig	isuitgehard,	dat	het	niet	comprimeert	bij	het	aanbrengen	van	de	volgende	laag.	
Opmerking
Geadviseerd	wordt	per	keer	ten	hoogste	een	laagdikte	aan	tebrengen	van	500	mm	en	een	volgende	laag	eerst	na	
24	uur	aan	tebrengen.	Inklinken	van	de	voorgaande	laag	isdan	niet	meer	teverwachten.	
10.6	Bekisting	
Bekistingen	zijn	gesloten	en	sparingen	dichtgezet,	zodat	de	schuimbetonspecie	niet	wegstroomt.	
Bij	het	ontwerp	van	de	bekisting	isrekening	gehouden	met	het	vloeibare	karakter	van	de	schuimbetonspecie.	
Opmerking
Schuimbetonspecie	gedraagt	zich	als	een	vloeistof	zodat	hydrostatische	druk	zal	optreden	op	de	bekisting.	
10.7	Leidingen	
Leidingen	opgenomen	inhet	schuimbeton	zijn	vastgezet	om	opdrijven	tevoorkomen,	tenzij	opdrijven	door	het	
gewicht	en	vorm	van	de	leiding	niet	optreedt.	
Opmerking
Leidingen	kunnen	ook	worden	gevuld	met	water	als	dit	opdrijven	voorkomt.	Uiteraard	niet	ineen	periode	van	vorst.	
10.8	Metalen	delen	
Corrosiegevoelige	metalen	delen	opgenomen	inhet	schuimbeton,	zijn	beschermd	tegen	corrosie.	Dit	mag	achterwege	
blijven	als	isaangetoond	dat	het	schuimbeton	inde	specifieke	toepassing	geen	corrosie	kan	veroorzaken	van	deze	
metalen	delen.	
10.9	Contact	met	ondergrond	
Vermengen	van	schuimbetonspecie	met	de	ondergrond	en	het	toetreden	van	water	inen	naar	de	schuimbetonspecie	
isvoorkomen.
Indien	wateraccumulatie	kan	ontstaan,	isde	folie	aan	de	zijkanten	van	het	schuimbeton	verwijderd	na	het	verharden	
van	het	schuimbeton.	
Opmerking	1	
Vermenging	met	grond	istevoorkomen	door	bijvoorbeeld	kunststof	folie	of	geotextiel	toe	tepassen,	waarop	of	
waartussen	de	schuimbetonspecie	wordt	aangebracht.	
21	Uitvoering
Indien	deze	folie	een	gesloten	geheel	vormt,	wordt	ook	voorkomen	dat	het	materiaal	inde	verhardende	fase	in	
aanraking	komt	met	overtollig	water	waardoor	een	verandering	van	structuur	kan	ontstaan.	Omgekeerd	voorkomt	
dit	bij	een	droge	ondergrond	dat	vocht	uit	het	schuimbeton	treedt.	
Opmerking	2	
Als	schuimbeton	volledig	onder	en	rondom	met	folie	isingepakt,	kan	dit	insommige	gevallen	leiden	tot	wateraccu-	
mulatie	inhet	schuimbeton	door	indringend	hemelwater.	Dit	iseen	reëel	risico	als	de	schuimbetonconstructie	boven	
de	grondwaterspiegel	ligt.	Het	verwijderen	van	overtollige	folie	aan	de	zijkanten	van	het	schuimbeton	gaat	dit	tegen	
c.q.	beperkt	de	kans	daarop.	
Opmerking	3	
Als	schuimbeton	inde	bodem	wordt	toegepast	geldt	uiteraard	de	hiervoor	geldende	regelgeving,	zoals	Besluit	
Bodemkwaliteit	(BBK).	
10.10	Warmteontwikkeling	
Er	isrekening	gehouden	met	de	warmteontwikkeling	van	schuimbeton.	Als	kunststof	leidingen	zijn	opgenomen	in	
de	aan	tebrengen	laag	schuimbeton	isnagegaan	ofde	temperatuur	niet	zodanig	oploopt	dat	ongewenste	vervorming	
optreedt	van	deze	leidingen.	
Opmerking
Speciale	aandacht	verdienen	dunwandige	buizen.	Leidingen	die	bestand	zijn	tegen	water,	kunnen	vol	met	water	
worden	gezet	om	schuimbeton	lokaal	tekoelen	en	vervorming	van	de	leiding	tevoorkomen.	Uiteraard	ishet	raadzaam	
dit	water	dan	ineen	periode	van	vorst	direct	na	uitharden	teverwijderen.	
10.11	Afschermen	schuimbetonwerk	
10.11.1	Personen	
Inde	nog	plastische	fase	van	het	schuimbeton	isvoorkomen	dat	onbevoegden	het	werkterrein	maar	specifiek	het	
schuimbetonwerk	kunnen	betreden.	Om	personen	tewaarschuwen	voor	verdrinkingsgevaar	zijn	bij	de	toegangswegen	
tot	het	schuimbetonwerk	waarschuwingsborden	geplaatst	(zie	afbeelding	1)ofiseen	wacht	ingesteld	die	erop	toeziet	
dat	het	schuimbetonwerk	niet	wordt	betreden.	
Dit	geldt	inhet	bijzonder	indien	de	volumieke	massa	van	het	schuimbeton	minder	bedraagt	dan	1000	kg/m	3en	bij	
een	laagdikte	van	meer	dan	0,3	(tot	0,4)	m.	
Afbeelding	1:Bord	verdrinkingsgevaar	
Opmerking
Schuimbetonspecie	iseen	plastisch	materiaal	met	het	gedrag	van	een	vloeistof,	waardoor	ergevaar	bestaat	op	ver-	
drinking.	Deze	plastische	fase	duurt	tot	het	moment	dat	de	schuimbetonspecie	isopgesteven	en	de	eerste	aanvangs-	
sterkte	heeft	bereikt.	Dit	isveelal	na	circa	12	uur	het	geval,	waarna	het	gevaar	isgeweken.	
Behalve	het	plaatsen	van	borden	indie	periode	ishet	ook	zinvol	mensen	inde	omgeving	teinformeren.	
10.11.2	Dieren	
De	nog	plastische	schuimbetonspecie	isafgeschermd	als	sprake	isvan	beschermde	dieren	ofom	schade	door	dieren	
tevoorkomen.
Opmerking
Inde	plastische	fase	kunnen	huisdieren	en	dieren	inhet	wild	inde	nog	vloeibare	specie	verdrinken.	
CROW-CUR	Aanbeveling	59:2023	22
10.12	Ingebruikname	
Om	overbelasting	door	bouwverkeer	inde	aanlegfase	tevoorkomen,	isbij	werkzaamheden	licht	materieel	ingezet	
worden	of	iseen	tijdelijke	bescherming	inde	vorm	van	(kunststof)	rijplaten	aangebracht.	
Voor	het	aanbrengen	van	een	laag	ongebonden	granulair	materiaal	hoeft	niet	gewacht	teworden	totdat	het	
schuimbeton	volledig	isuitgehard.	Het	materiaal	kan	kop	over	kop	worden	aangebracht,	zodat	het	schuimbeton	
niet	direct	wordt	belast	door	het	bouwverkeer.	
Indien	een	snelle	ingebruikname	met	relatief	hoge	belasting	gewenst	is,isafgesproken	bij	welke	druksterkte	van	het	
schuimbeton	dit	belasten	istoegestaan.	Of	welke	maatregen	eventueel	tenemen	zijn	om	beschadiging	van	het	
schuimbeton	tevoorkomen.	
23	Uitvoering
Keuring	en	controle	11
11.1	Algemeen	
11.1.1	Geen	certificaat	
Algemeen	ishet	uitgangspunt	dat	de	keuringen	en	controles	betrekking	hebben	op	het	gerealiseerd	werk	(partijkeuring).	
Keuringen	en	controles	op	de	schuimbetonspecie	dan	wel	het	schuimbeton	isdaarbij	inbeginsel	uitgevoerd	op	
monsters	of	proefstukken	die	zijn	genomen	dan	wel	gemaakt	tijdens	de	uitvoering	c.q.	het	aanbrengen	van	de	
schuimbetonspecie.	Daarvoor	worden	gelijktijdig	met	het	verwerken	van	de	schuimbetonspecie,	monsters	en/of	
proefstukken	gemaakt.	
Toelichting	1	
Voor	deze	werkwijze	isgekozen	omdat	het	lastig	isom	uit	het	werk	zelf	nadien	nog	monsters	tenemen.	Enerzijds	
om	praktische	redenen,	anderzijds	vanwege	de	soms	dikke	lagen,	de	bereikbaarheid,	of	de	beperkte	samenhang	
van	het	materiaal	wat	uitnemen	van	monsters	lastig	maakt.	
Toelichting	2	
Een	monster	iseen	hoeveelheid	materiaal	waaruit	proefstukken	worden	vervaardigd.	Soms	kunnen	direct	proefstukken	
ineen	juiste	vorm	en	afmeting	worden	vervaardigd,	zoals	bij	het	gebruik	van	kubussen	voor	het	bepalen	van	de	
druksterkte.
11.1.2	Wel	certificaat	
Indien	een	schuimbetonleverancier	beschikt	over	een	product-	of	procescertificaat	kan	het	aantal	keuringen	op	
monsters	en	proefstukken	uit	het	werk	worden	gereduceerd	of	zelfs	vervallen.	Dit	als	er	bijvoorbeeld	een	relatie	is	
teleggen	tussen	de	volumieke	massa	van	de	toegepaste	schuimbetonspecie	en	de	daarvoor	ofdaaraan	gekoppelde	
kenmerkende	eigenschappen	van	het	schuimbeton.	
Volstaan	kan	dan	worden	met	enkel	het	beoordelen	van	de	volumieke	massa	inhet	werk	van	de	schuimbetonspecie	
als:
1	Er	inhet	product-	of	procescertificaat	nadrukkelijk	een	directe	relatie	isgelegd	tussen	de	volumieke	massa	van	
de	schuimbetonspecie	en	de	betreffende	eigenschap.	
2	Aantoonbaar	isdat	het	geleverde	schuimbeton	overeenkomt	met	dat	op	het	productcertificaat	c.q.	procescertificaat.	
11.2	Samenstelling	monster	en	proefstukken	
Bij	de	keuringen	zoals	hier	beschreven	is,indien	een	proef	bestaat	uit	testen	van	meer	proefstukken,	steeds	eenzelfde	
materiaal	c.q.	samenstelling	gebruikt.	
Opmerking
Uiteraard	ishet	wel	mogelijk	verschillende	materialen	tebeproeven,	maar	dan	gelden	de	genoemde	aantallen	steeds	
per	materiaal.	
11.3	Materialen	voor	vervaardigen	schuimbetonspecie	
11.3.1	Cement	
Bij	iedere	levering	van	cement	isde	leveringsbon	gecontroleerd	op:	
1	de	bestelde	soort;	
2	de	sterkteklasse;	
3	het	fabricaat.	
11.3.2	Toeslagmaterialen	
Bij	iedere	levering	van	toeslagmaterialen	isde	leveringsbon	gecontroleerd	op:	
1	de	bestelde	soort;	
2	de	korrelgroep.	
Ingeval	van	twijfel	isde	korrelverdeling	van	het	toeslagmateriaal	en	het	gehalte	aan	verontreiniging	worden	bepaald	
en	getoetst	aan	NEN-EN	12620.	
CROW-CUR	Aanbeveling	59:2023	24-------
Toelichting
Bij	toeslagmaterialen	kan	het	noodzakelijk	zijn	speciale	aspecten	regelmatig	tecontroleren,	zoals	vorm	en	watergehalte	
ofabsorptie.	Algemene	regels	zijn	hier	niet	tegeven	omdat	deze	eigenschappen	van	belang	zijn	bij	het	bereiken	van	
mechanische	eigenschappen	en	de	waterhoeveelheid	inverband	met	de	consistentie.	
11.3.3	Aanmaakwater	
Water	anders	dan	leidingwater	dat	isgebruikt	als	aanmaakwater	isgecontroleerd	en	voldoet	aan	NEN-EN	1008.	Bij	
oppervlaktewater	isde	controle	op	regelmatige	tijden	herhaald.	
11.3.4	Vulstoffen	
Bij	iedere	levering	van	vulstoffen	isde	leveringsbon	op	de	bestelde	soort	en	herkomst	gecontroleerd.	
11.3.5	Hulpstoffen	
Bij	iedere	levering	van	hulpstoffen	isde	leveringsbon	en	de	verpakking	op	de	bestelde	soort	en	het	fabricaat	
gecontroleerd.
11.3.6	Schuim,	volumieke	massa	
Methode	van	onderzoek	
De	volumieke	massa	van	het	schuim	isbepaald	volgens	NEN-EN	12350-6	met	een	nauwkeurigheid	van	ten	minste	
3kg/m	3.Inaanvulling	op	NEN-EN	12350-6	geldt:	
1	De	monstername	voor	de	proef	isgedaan	door	een	vat	rechtstreeks	vanuit	de	schuimgenerator	tevullen	met	
schuim.	
2	De	verhouding	tussen	de	hoogte	en	de	breedte,	respectievelijk	middellijn	van	het	vat,	ligt	tussen	1:1	en	2:1.	De	
inhoud	van	het	vat	isten	minste	0,005	m3.	
3	Het	vullen	van	het	vat	met	schuim	isgelijkmatig	gebeurd.	
Aantal	bepalingen	
Het	aantal	bepalingen	iszodanig	zijn	dat	steeds	een	goed	inzicht	bestaat	inde	volumieke	massa	van	het	schuim,	
maar	ten	minste	één	maal	per	productiedag.	
Keuringscriterium
De	volumieke	massa	iszodanig	zijn	dat	het	schuim	voldoet	om	er	een	schuimbetonspecie	mee	temaken	met	de	
gewenste	eigenschappen.	
11.4	Schuimbetonspecie	
11.4.1	Monstergrootte	
Monsters	die	genomen	worden	van	de	schuimbetonspecie	zijn,	tenzij	hierna	anders	bepaald,	ten	minste	0,01	m3	
groot	en	worden	genomen	volgens	NEN-EN	12350-1	De	vorm	iszodanige	zijn	dat	daaruit	proefstukken	gehaald	
kunnen	worden	voor	het	beoordelen	van	de	betreffende	eigenschap.	
Voor	het	aantal	monsters	wordt	verwezen	naar	de	tebepalen	eigenschap.	
11.4.2	Consistentie	
Methode	van	onderzoek	
De	consistentie	isbepaald	volgens	de	inNEN-EN	1015-3	beschreven	proefmethode,	met	uitzondering	van	het	ver-	
dichten,	het	lichten	en	Iaten	vallen	van	de	schoktafel.	
Er	mag	ook	gebruik	worden	gemaakt	van	een	niet	absorberende	plaat	als	ondergrond.	
Aantal	bepalingen	
Het	aantal	bepalingen	iszodanig	dat	er	steeds	een	goed	inzicht	isinde	consistentie	van	de	schuimbetonspecie	en	
ten	minste	één	maal	per	charge.	
Keuringscriterium
De	consistentie	van	elk	mengsel	voldoet	aan	de	overeengekomen	waarde.	
11.4.3	Volumieke	massa	
Methode	van	onderzoek	
De	volumieke	massa	van	de	schuimbetonspecie	isbepaald	volgens	NEN-EN	12350-6,	waarbij	het	verdichten	achter-	
wege	isgebleven.	
Aantal	bepalingen	
Het	intabel	2aangegeven	aantal	bepalingen	isten	minste	aangehouden.	
25	Keuring	encontrole
Tabel	8:Tabel	8:Voorgeschreven	aantal	bepalingen	van	de	volumieke	massa	van	schuimbetonspecie	
Bepalingen	per	stortdag	Productie	per	stortdag	
3	240	m3	
Keuringscriterium
Elke	individuele	meetwaarde	wijkt	ten	hoogste	50	kg/m	3afvan	de	vereiste	waarde	voor	de	volumieke	massa	en	het	
gemiddelde	van	drie	opeenvolgende	meetwaarden	ten	hoogste	25	kg/m	3.	
11.4.4	Behoud	van	volume	
Methode	van	onderzoek	
Het	behoud	van	volume	van	de	schuimbetonspecie	isbepaald	met	een	maatlat	die	stabiel	en	plaatsvast	isgeplaatst	
op	de	ondergrond	waarop	de	schuimbetonspecie	wordt	aangebracht.	
De	maatlat	isaltijd	geplaatst.	
Opmerking
Het	bepalen	van	behoud	van	volume	gebeurt	niet	altijd.	Twijfel	kan	achteraf	ontstaan.	Omdat	de	aanvangssituatie	
dan	niet	bekend	is,	ishet	plaatsen	en	aflezen	van	een	maatlat	altijd	nodig.	Uitlezen	na	verharden	gebeurt	dan	enkel	
bij	twijfel	of	indien	dit	expliciet	isgevraagd.	
Er	geldt	aof	b.	
1	De	maatlat	isvoorzien	van	een	schaalverdeling	inmm.	De	hoogte	van	de	schuimbetonspecie	isgenoteerd	
(hspecie	),direct	na	het	aanbrengen	van	de	schuimbetonspecie	samen	met	de	laagdikte	op	die	locatie	(dspecie	).	
2	De	hoogte	van	de	aangebrachte	schuimbetonspecie	isgemarkeerd	op	de	lat,	direct	na	het	aanbrengen	van	de	
schuimbetonspecie	(hspecie	).De	laagdikte	op	die	locatie	isvastgelegd	(dspecie	).	
Aantal	bepalingen	
Alleen	ingeval	van	twijfel	isde	inklinking	bepaald	op	ten	minste	3locaties.	Dit	door	het	bepalen	van	het	verschil	in	
mm	tussen	de	hoogte	direct	na	aanbrengen	van	de	specie	(hspecie	)en	de	hoogte	van	het	verhard	schuimbeton	
(hmortel	). Dit	 verschil	 is ?h.	
Keuringscriterium
Het	percentage	inklinken	isbepaald	uit	
De	inklinking	van	elk	proefstuk	mag	niet	meer	bedragen	dan	5%.	
11.5	Schuimbeton	
11.5.1	Vervaardiging,	bewaring	en	conditionering	van	proefstukken	
Monsters	of	proefstukken	gemaakt	op	het	werk	zijn	ten	minste	7dagen	op	het	werk	bewaard	inomstandigheden	
die	representatief	zijn	voor	het	werk.	Uit	monsters	zijn	later	proefstukken	gezaagd.	
Indien	monster	of	proefstukken	binnen	7dagen	worden	verplaatst	naar	bijvoorbeeld	het	laboratorium,	zijn	de	con-	
dities	daar	ongeveer	vergelijkbaar	met	de	situatie	op	het	werk.	
Daarna,	tot	aan	moment	van	beproeven	zijn	de	proefstukken	bewaard	en	geconditioneerd	volgens	NEN-EN	12390-	
2.Inafwijking	van	het	gestelde	inNEN-EN	12390-2	zijn	de	proefstukken	verpakt	inplastic	folie.	
11.5.2	Kubusdruksterkte	
Methode	van	onderzoek	
De	kubusdruksterkte	isbepaald	volgens	NEN-EN	12390-3	aan	kubussen	met	een	ribbe	van	150	mm	±6%.	De	
kubussen	zijn	afkomstig	uit	afzonderlijke	monsters	schuimbetonspecie	van	een	charge	van	schuimbetonspecie	die	
inhet	werk	isaangebracht.	De	kubusdruksterkte	isbepaald	bij	een	ouderdom	van	28	dagen.	
Aantal	bepalingen	
De	kubusdruksterkte	isten	minste	eenmaal	per	60	m3schuimbeton	bepaald	met	een	maximum	van	viermaal	per	
productiedag	en	een	minimum	van	6per	werk.	
CROW-CUR	Aanbeveling	59:2023	26?hdspecie x 100 %
Keuringscriterium:
Er	geldt:	
Xn?kSn?fck,kub	
waarin:	
ishet	aantal	opeenvolgende	bepalingen	van	de	kubusdruksterkte;	n	
isde	acceptatieconstante,	afhankelijk	van	n,zie	tabel	9;	k	
isde	gemiddelde	kubusdruksterkte	van	nopeenvolgende	proefkubussen,	inN/mm;	Xn	
isde	standaardafwijking	berekend	uit	bepalingen	van	de	kubusdruksterkte,	inN/mm	2;	Sn	
isde	karakteristieke	kubusdruksterkte	van	het	schuimbeton,	inN/mm	2.	fck,kub
Tabel	9:Tabel	9:Relatie	tussen	ken	n	
k	n	
1,87	6	
1,77	7	
1,72	8	
1,67	9	
1,62	10	
1,58	11	
1,55	12
Indien	de	leverancier	beschikt	over	een	product-	of	procescertificaat	en	voldaan	isaan	11.1.2	mag	bepalen	van	de	
druksterkte	achterwege	blijven.	De	druksterkte	isindat	afgeleid	van	de	volumieke	massa's	die	zijn	bepaald	volgens	
11.4.3.
11.5.3	Volumieke	massa	
Methode	van	onderzoek	
De	volumieke	massa	isbepaald	volgens	NEN-EN	12390-7.	
Aantal	bepalingen	
De	volumieke	massa	van	het	schuimbeton	isenkel	inhet	geval	van	twijfel	bepaald	of	indien	dit	expliciet	isovereen-	
gekomen.	Daarbij	isgebruik	gemaakt	van	de	monsters	die	zijn	genomen	voor	het	bepalen	van	de	volumieke	massa	
van	de	schuimbetonspecie,	zie	11.4.3.	
Keuringscriterium
De	volumieke	massa	valt	binnen	de	overeengekomen	bandbreedte,	minimale	of	maximale	waarde.	
Opmerking
De	volumieke	massa	'in	het	werk'	kan	op	termijn	afwijken	van	de	oorspronkelijke	volumieke	massa,	bijvoorbeeld	
door	uitdroging	of	juist	wateropname.	
11.5.4	Buigtreksterkte	
Methode	van	onderzoek	
De	buigtreksterkte	isbepaald	aan	proefstukken	met	afmetingen	150	x150	x700	mm	3,die	als	balkjes	zijn	gestort	of	
gezaagd.	De	afmetingen	wijken	ten	hoogste	6%afvan	de	aangegeven	waarden.	
De	proefstukken	zijn	ineen	vierpuntsbuigproefopstelling	(zie	figuur	1)getest,	waarbij	geldt:	
1	De	horizontale	afstand	tussen	de	opleggingen	en	de	lijnlasten	en	de	beide	lijnlasten	onderling	is(200	±1)mm	
(zie	figuur	2).	
2	Bij	de	opleggingen	en	de	lijnlasten	iseen	staalplaatje	van	5x25	x150	mm	3op	het	schuimbetonoppervlak	gelegd.	
Dit	om	de	geconcentreerde	belastingen	tespreiden.	
3	De	oplegreacties	en	de	lijnlasten	zijn	via	vrij	beweegbare	stalen	rollen	op	deze	plaatjes	aangebracht.	
4	Het	proefstuk	ishaaks	op	de	stortrichting	belast.	
5	De	vlakken	waarop	de	lijnlasten	en	de	oplegreacties	aangrijpen,	zijn	planparallel	en	vlak.	
6	De	belasting	isgelijkmatig	opgevoerd.	
27	Keuring	encontrole
7	De	duur	van	de	proef	(het	bereiken	van	de	bezwijkbelasting)	isten	minste	30	sen	ten	hoogste	60	s.	
8	De	som	van	de	twee	lijnlasten	isde	totale	belasting.	De	maximale	belasting	bij	het	bezwijken	isbepaald	met	een	
onnauwkeurigheid	van	ten	hoogste	10	Nof	1%,	waarbij	de	grootste	waarde	maatgevend	is.	
Figuur	 1.Proefopstelling	van	devierpuntsbuigproef	
Figuur	 2.Belastingssituatie	van	het	proefstuk	
Aantal	bepalingen	
De	buigtreksterkte	isten	minste	driemaal	bepaald.	De	individuele	bepalingen	zijn	daarbij	uit	afzonderlijke	monsters	
afkomstig.	Als	niets	anders	isovereengekomen,	zijn	de	proefstukken	op	het	moment	van	de	proef	28	dagen	oud.	
Verwerking	van	resultaten	
De	buigtreksterkte	isberekend	uit:	
waarin:	
isde	buigtreksterkte,	inN/mm	2;	fu	
isde	maximale	belasting	op	de	gehele	balk	bij	bezwijken,	inN;	Fu	
CROW-CUR	Aanbeveling	59:2023	28fu = 3Fuabh2
isde	afstand	tussen	de	opleggingen	en	de	lijnlasten	en	tussen	de	beide	lijnlasten	onderling	inmm	(gelijk	aan	
200);	
a	
isde	breedte	van	het	proefstuk	ter	plaatse	van	het	breukvlak,	inmm;	b	
isde	hoogte	van	het	proefstuk	ter	plaatse	van	het	breukvlak,	inmm.	h
De	buigtreksterkte	isberekend	als	het	rekenkundig	gemiddelde	van	alle	metingen,	tot	op	0,01	N/mm	2nauwkeurig.	
Keuringscriterium
Het	gemiddelde	van	de	bepaalde	buigtreksterkte	voldoet	aan	de	vereiste	buigtreksterkte.	Geen	enkele	meting	mag	
lager	zijn	dan	85	%van	de	vereiste	buigtreksterkte.	
11.5.5	Elasticiteitsmodulus	
Methode	van	onderzoek	
De	elasticiteitsmodulus	isbepaald	volgens	NEN	EN	12390-13,	methode	B.	
Aantal	bepalingen	
Het	aantal	bepalingen	moet	ten	minste	3bedragen.	
Keuringscriterium
Het	gemiddelde	van	de	bepaalde	elasticiteitsmodulus	voldoet	aan	de	vereiste	elasticiteitsmodulus.	Geen	enkele	
meting	mag	lager	zijn	dan	85	%van	de	vereiste	elasticiteitsmodulus.	
Opmerking
Voor	specifieke	toepassingen	kan	het	ook	wenselijk	zijn	eisen	testellen	aan	de	bovengrens.	
11.5.6	Capillaire	wateropname	
Methode	van	onderzoek	
De	capillaire	wateropname	isbepaald	volgens	RILEM-Recommendation	CPC	11.2.	Inafwijking	hiervan	en	inaanvulling	
hierop	geldt:	
1	Beproefd	zijn	kubussen	met	een	ribbe	rvan	150	mm	±6%of	cilinders	met	een	diameter	den	hoogte	hvan	150	
mm	±6%.	
2	De	proefstukken	zijn	tot	een	ouderdom	van	28	dagen	bewaard	bij	(20	±2)oC,	verpakt	ineen	plastic	folie	die	
luchtdicht	isafgeplakt.	
3	Voor	aanvang	van	de	proef	isde	volumieke	massa	van	de	proefstukken	bepaald	volgens	de	droge	methode	van	
NEN-EN	12390-7.	
4	Verdamping	van	vocht	istijdens	de	uitvoering	van	de	proef	voorkomen.	Bijvoorbeeld	door	het	proefstuk	met	een	
voldoende	dampdichte	foliezak	teomsluiten,	waarbij	de	open	zijde	van	deze	foliezak	zich	onder	water	bevindt	
(zie	figuur	3).	
5	De	capillaire	wateropname	isbepaald	door	wegen	van	de	proefstukken	na	6uur,	1,3,7,14,	28,	56,	70,	91	dagen	
expositie.	
6	De	capillaire	stijghoogte	isna	beëindiging	van	de	proef	bepaald	door	het	proefstuk	tesplijten.	
Figuur	 3.Proefopstelling	capillaire	wateropname	
Aantal	bepalingen	
De	capillaire	wateropname	isten	minste	driemaal	bepaald.	Proefstukken	zijn	afkomstig	uit	afzonderlijke	monsters	
schuimbeton.	Bij	een	proef	inde	zin	van	een	afnamecontrole	kunnen	de	metingen	worden	beperkt	tot	28	dagen	
expositie.
Voor	de	bepaling	van	de	capillaire	wateropname	inhet	kader	van	een	afnamecontrole	kan	worden	volstaan	met	een	
meetperiode	die	voldoende	lang	isvoor	het	vaststellen	van	de	wateropnamecoëfficiënt.	
29	Keuring	encontrole
Keuringscriterium
De	gemeten	capillaire	wateropname	als	functie	van	de	expositieduur	isuitgedrukt	als	massatoename	per	oppervlak	
(kg/m	2).Het	bedoelde	oppervlak	ishet	grondvlak	van	het	proefstuk	dat	bij	de	proef	naar	het	water	istoegekeerd.	
De	resultaten	zijn	naar	keuze	weergegeven	als:	
1	Een	grafische	weergave	van	de	capillaire	wateropname	inkg/m	2als	functie	van	de	expositietijd	(ten	minste	drie	
bepalingen).	
2	Een	gemiddelde	wateropnamecoëfficiënt	A,inkg/m	2s0,5.Hiervoor	isde	capillaire	wateropname,	inkg/m	2,grafisch	
weergegeven	als	functie	van	de	wortel	van	de	tijd.	Door	de	meetpunten	zijn	vervolgens	twee	regressielijnen	
getrokken.	Eén	vanuit	de	oorsprong	als	een	sterk	hellende	regressielijn,	die	via	een	knikpunt	overgaat	ineen	
regressielijn	met	geringe	helling	of	zelfs	geen	helling.	De	helling	van	de	eerste	regressielijn	isde	bedoeIde	
wateropnamecoëfficiënt	A.	
De	vastgesteld	capillaire	wateropname	dan	wel	wateropnamecoëfficiënt	isten	hoogste	10	%meer	dan	de	opgeven	
of	overeengekomen	waarde.	
11.5.7	Wateropname	bij	externe	waterdruk	
Methode	van	onderzoek	
De	wateropname	bij	externe	waterdruk	isbepaald	aan	proefstukken	met	een	zijde	van	150	mm	±6%ofaan	cilinder-	
vormige	proefstukken	met	een	middellijn	van	150	mm	±6%.	De	lengte	van	de	proefstukken	isgelijk	aan	de	hoogte	
van	de	waterkolom	die	correspondeert	met	de	tehanteren	externe	waterdruk	plus	200	mm.	Tot	het	tijdstip	van	de	
proef	zijn	de	proefstukken	bewaard	conform	NEN-EN	12390-2.	
Het	volgende	geldt:	(zie	ook	figuur	4):	
1	De	proef	isuitgevoerd	bij	een	temperatuur	van	(20	±2)oC.	
2	Bij	voorkeur	isgebruik	gemaakt	van	leidingwater.	
3	Van	het	proefstuk	zijn	vooraf	de	kopvlakken	E-E'	schoongeborsteld.	
4	Kopvlak	Ebestaat	uit	zuiver	schuimbeton	dat	niet	isverontreinigd	met	ontkistingsmiddel	en	dergelijke.	
5	Bepaald	ishet	volume	Vvan	het	proefstuk,	alsmede	met	het	oppervlak	A1	van	kopvlak	E.	
6	Op	de	aangegeven	posities	infiguur	4zijn	PVC-buisjes	gemonteerd	inhet	proefstuk.	Deze	fungeren	als	
ophangpunten	inde	proefopstelling.	De	PVC-buisjes	hebben	een	middellijn	van	circa	12	mm	en	een	lengte	die	
de	middellijn	van	het	proefvat	ten	minste	overtreft.	
7	De	langszijden	van	het	proefstuk	isafgedicht	met	een	waterdichte	coating.	
8	De	massa	van	het	proefstuk	isbepaald	(Mg).	
9	Het	proefvat	isop	een	weeginstrument	geplaatst.	Het	proefvat	heeft	zodanige	afmetingen	dat	het	proefstuk	vrij-	
elijk	inhet	proefvat	kan	bewegen.	De	inwendige	middellijn	Disbij	voorkeur	ten	minste	250	mm.	
10	Het	proefstuk	iscentrisch	inhet	proefvat	geplaatst,	waarbij	de	PVC-buisjes	op	de	bovenrand	van	het	proefvat	
steunen.	Kopvlak	Eisnaar	beneden	gericht	en	volledig	vrij	van	enige	obstructie.	
11	Op	het	proefstuk	mogen	latjes	worden	geplaatst	die	inoppervlak	niet	meer	beslaan	dan	10	%van	het	oppervlak	
van	kopvlak	E'.	Op	deze	latjes	kan	ballast	worden	geplaatst,	bijvoorbeeld	inde	vorm	van	betonkubussen,	om	
opdrijven	van	het	proefstuk	tegen	tegaan.	
12	Het	proefvat	isaansluitend	inkorte	tijd	gevuld	met	water	tot	een	zodanige	hoogte	dat	op	het	expositieoppervlak	
A1	een	waterdruk	heerst	die	overeenkomt	met	een	waterkolom	Hvan	0,5	m	of	1m.	Dit	tijdstip	ishet	aanvangs-	
tijdstip	van	de	proef.	
13	Over	de	proefopstelling	iseen	dampdichte	foliezak	geplaatst	om	verdamping	tevoorkomen.	
14	Op	regelmatige	tijdstippen	ishet	water	inhet	proefvat	aangevuld	om	de	beoogde	waterkolom	Htehandhaven.	
Dit	mag	ook	worden	gerealiseerd	door	een	vlottersysteem.	
15	De	proefopstelling	of	het	proefstuk	isgewogen	na	1,3,7,14,	28,	56,	70,	91	om	zo	de	wateropname	tebepalen	
door	externe	waterdruk	als	functie	van	de	expositieduur.	
CROW-CUR	Aanbeveling	59:2023	30
Figuur	 4.Proefopstelling	voor	bepaling	wateropname	bij	externe	waterdruk	
Aantal	bepalingen	
De	wateropname	isten	minste	drie	maal	bepaald.	Proefstukken	zijn	afkomstig	uit	afzonderlijke	monsters	schuimbeton.	
Bij	een	afnamecontrole	mogen	de	metingen	worden	beperkt	tot	28	dagen	expositie.	
Keuringscriterium
De	wateropname	na	een	bepaalde	expositietijd	isde	massa	van	het	proefstuk	na	deze	expositietijd,	verminderd	met	
de	massa	M.Een	meetwaarde	isuitgedrukt	als	massatoename	per	oppervlak	(kg/m	2).	
Het	bedoelde	oppervlak	ishierbij	gelijk	aan	A1.	Per	proefstuk	iseen	regressielijn	bepaald	van	deze	meetwaarden,	als	
functie	van	de	logaritme	van	de	expositietijd	vanaf	een	dag	na	inzet.	Vervolgens	zijn	de	bepaalde	regressielijnen	
gemiddeld	over	het	aantal	bepalingen	en	ishet	resultaat	vastgelegd	inde	vorm	van	een	gemiddelde	regressieconstante	
en	-coëfficiënt	(ijklijn	voor	afnamecontrole),	met	vermelding	van	de	gehanteerde	waterdruk.	Voor	de	vaststelling	
van	de	regressielijnen	zijn	de	meetwaarden	vanaf	vier	dagen	expositietijd	meegenomen.	
De	vastgestelde	wateropname	onder	externe	druk	isten	hoogste	15	%meer	dan	de	opgeven	of	overeengekomen	
waarde.
11.5.8	Vorstdooi	bestandheid	
Methode	van	onderzoek	
De	vorst-dooibestandheid	isbepaald	volgens	NEN-EN	15304.	
Aantal	bepalingen	
De	bepaling	isalleen	nodig	indien	het	schuimbeton	aan	vorst	isblootgesteld.	
Het	aantal	bepalingen	isten	minste	3.	
Keuringscriterium
De	samenhang	van	het	schuimbeton	isniet	verloren	gegaan.	Desintegratie	isniet	opgetreden.	
31	Keuring	encontrole
11.5.9	Warmtegeleiding,	warmteweerstand	
Methode	van	onderzoek	
De	warmteweerstand	isbepaald	NEN-EN	12667.	Voor	de	toe	tepassen	warmteweerstand	inde	praktijk,	isdeze	
bepaald	volgens	de	NTA	8800.	
Aantal	bepalingen	
De	warmtegeleiding	isop	ten	minste	10	proefstukken	bepaald.	De	daaruit	bepaalde	waarde	volgens	NTA	8800	geldt	
als	warmtegeleiding	van	het	schuimbeton.	
Keuringscriterium
De	vastgestelde	warmtegeleiding	voldoet	ten	minste	aan	de	opgegeven	of	overeengekomen	waarde.	
11.5.10	Dampdoorlatendheid	
Methode	van	onderzoek	
De	dampdoorlatendheid	isbepaald	volgens	NEN-EN-ISO	12572,	bekermethode.	
Aantal	bepalingen	
Het	aantal	bepalingen	isten	minste	3.	
Keuringscriterium
De	bepaalde	waterdampdiffusie	wijkt	ten	hoogste	10	%afvan	de	opgegeven	of	overeengekomen	waarde.	
11.5.11	Krimp	
Indien	daaraan	een	eis	isgesteld	of	de	waarde	bekend	isverondersteld,	isde	krimp	van	het	schuimbeton	als	volgt	
bepaald.
Methode	van	onderzoek	
De	krimp	isbepaald	aan	proefstukken	met	afmetingen	van	100	x100	x400	mm	3.De	afmetingen	van	de	proefstukken	
wijken	ten	hoogste	6%afvan	de	aangegeven	waarden.	Direct	na	het	storten	zijn	de	proefstukken	gedurende	zeven	
dagen	bewaard	volgens	NEN-EN	12390-2.	
Daarna	isbegonnen	met	de	meting	aan	de	proefstukken,	opgesteld	ineen	ruimte	van	(20	±2)oCen	(50	±5)%	
relatieve	luchtvochtigheid.	De	krimpvervorming	isgemeten	door	wekelijks	de	lengteverandering	teregistreren.	
Er	geldt:	
1	De	krimpvervorming	isbepaald	door	de	lengteverandering	tedelen	door	de	oorspronkelijke	meetlengte.	
2	De	lengteverandering	isgemeten	over	een	lengte	van	(150	+/-	1)mm	aan	twee	tegenover	elkaar	liggende,	bekiste	
langsvlakken.	
3	Het	gemiddelde	van	de	beide	metingen	isde	gemeten	waarde	van	de	krimpvervorming.	
4	De	meetpunten	zijn	aangebracht	inde	asvan	de	langsvlakken,	met	gelijke	afstanden	tot	de	boven-	en	de	onderzijde	
van	het	prisma.	
5	De	meetnauwkeurigheid	isten	minste	20x10	-6(l/l).	
6	De	eindvervorming	isbereikt	als	ergedurende	vier	achtereenvolgende	weken	een	lengteverandering	isvastgesteld	
die	valt	binnen	de	meetnauwkeurigheid.	De	meting	mag	dan	worden	gestopt.	
7	De	meting	mag	altijd	beëindigd	worden	na	een	meetperiode	van	51	weken.	
Aantal	bepalingen	
De	krimpvervorming	isten	minste	driemaal	worden	bepaald.	De	individuele	bepalingen	zijn	uit	afzonderlijke	monsters	
afkomstig.	Als	niet	anders	isovereengekomen,	zijn	de	proefstukken	zeven	dagen	oud	op	het	moment	van	beproeven.	
Keuringscriterium
De	krimp	isberekend	door	het	rekenkundig	gemiddelde	tebepalen	van	de	gemeten	eindvervormingen,	afgerond	
tot	op	0,1	?.	
De	krimp	bedraagt	niet	meer	dan	de	overeengekomen	of	opgegeven	waarde.	
11.5.12	Kruip	
Indien	daaraan	een	eis	isgesteld	of	de	waarde	bekend	isverondersteld,	isde	kruip	van	het	schuimbeton	als	volgt	
bepaald.
Methode	van	onderzoek	
De	kruip	isbepaald	aan	proefstukken	met	afmetingen	van	100	x100	x400	mm	3.De	afmetingen	van	de	proefstukken	
wijken	ten	hoogste	6%afvan	de	aangegeven	waarden.	Direct	na	het	storten	zijn	de	proefstukken	gedurende	zeven	
dagen	bewaard	volgens	NEN-EN	12390-2.	
CROW-CUR	Aanbeveling	59:2023	32
Daarna	isbegonnen	met	de	meting	aan	de	proefstukken,	opgesteld	ineen	ruimte	van	(20	±2)oCen	(50	±5)%	
relatieve	luchtvochtigheid.	
Er	geldt:	
1	De	kruip	isbepaald	door	de	proefstukken	na	28	dagen	verharding	inlangsrichting	centrisch	op	druk	tebelasten	
tot	1/3	xvan	de	gemiddelde	kubusdruksterkte.	
2	Deze	belastingtoename	iszodanig	dat	de	vervorming	0,002	?	per	seconde	bedraagt.	
3	De	opgetreden	vervorming,	direct	na	het	aanbrengen	van	de	belasting,	isbeschouwd	als	de	elastische	vervorming.	
4	De	belasting	ismet	een	nauwkeurigheid	van	ten	minste	2%gedurende	een	periode	van	48	weken	gehandhaafd.	
5	De	lengteverandering	isgemeten	over	een	lengte	van	(150	+/-	1)mm,	aan	twee	tegenover	elkaar	liggende,	bekiste	
langsvlakken.	
6	De	lengteverandering	iswekelijks	geregistreerd.	
7	De	vervorming	isbepaald	door	de	lengteverandering	tedelen	door	de	oorspronkelijke	meetlengte.	
8	De	meetpunten	zijn	aangebracht	inde	asvan	de	langsvlakken,	met	gelijke	afstanden	tot	de	boven-	en	de	onderzijde	
van	het	proefstuk.	
9	De	lengteverandering	isgemeten	tot	op	ten	minste	20	x10-6(l/l)nauwkeurig.	
10	Het	gemiddelde	van	beide	vervormingen	isde	waarde	van	de	vervorming.	
11	De	eindvervorming	isbereikt	als	ergedurende	twee	achtereenvolgende	weken	een	lengteverandering	isvastgesteld	
die	valt	binnen	de	meetnauwkeurigheid.	De	meting	mag	dan	worden	gestopt.	
12	De	meting	mag	inieder	geval	worden	beëindigd	na	een	meetperiode	van	48	weken.	
Aantal	bepalingen	
De	kruipvervorming	isten	minste	driemaal	bepaald.	De	individuele	bepalingen	zijn	uit	afzonderlijke	monsters	
afkomstig.	Als	niets	anders	isovereengekomen,	zijn	de	proefstukken	bij	de	start	van	de	proef	28	dagen	oud	zijn.	
Keuringscriterium
De	kruip	isgelijk	aan	de	eindvervorming,	verminderd	met	de	elastische	vervorming	en	de	volgens	11.5.11	gemeten	
krimp.	De	kruip	isberekend	als	het	rekenkundig	gemiddelde	van	de	gemeten	eindvervormingen,	afgerond	tot	op	
0,1	%.	
De	kruip	isten	hoogste	10	%meer	dan	overeengekomen	of	opgegeven	waarde.	
11.5.13	Overige	eigenschappen	
Voor	andere	eigenschappen	dan	genoemd	in11.5	en	die	zijn	overeengekomen,	isde	wijze	van	bepalen	vastgelegd.	
Dit	samen	met	het	aantal	bepalingen	en	de	goed-	en	afkeurgrens.	
Opmerking
Voorbeelden	van	eventueel	nader	overeen	tekomen	eigenschappen	zijn:	
Vermoeiing,	waarbij	gewezen	wordt	op	NEN-EN	13894-2.	
Trillingsabsorptie,	waarbij	gewezen	wordt	op	resultaten	van	testen	maar	als	alternatief	ook	het	gebruik	van	
numerieke	analyse.	
11.6	Gerealiseerde	constructie	
11.6.1	Laagdikte	
Methode	van	onderzoek	
De	laagdikte	die	isgerealiseerd	isafgelezen	van	een	daarvoor	opgenomen	baak	inde	constructie	dan	wel	door	boren	
van	een	gat	en	opmeten	met	een	lat	met	schaalverdeling.	
Aantal	bepalingen	
Slechts	indien	er	twijfel	isaan	de	laagdikte,	isdeze	op	ten	minste	3plaatsen	bepaald.	
Keuringscriterium
De	gemiddelde	laagdikte	voldoet	ten	minste	aan	de	overeengekomen	laagdikte.	De	laagste	waarde	bedraagt	ten	
minste	90	%van	de	overeengekomen	laagdikte.	
11.6.2	Afwijking	van	peil,	vlakheid	
Methode	van	onderzoek	
Met	behulp	van	een	waterpastoestel	isde	hoogte	bepaald	van	de	bovenzijde	van	het	schuimbeton	tot	op	1mm	
nauwkeurig.
Aantal	bepalingen	
Ingeval	van	twijfel	isde	hoogteligging	op	ten	minste	3plaatsen	per	100	m2bepaald.	
Keuringscriterium
De	gemeten	hoogte	mag	ten	hoogste	10	mm	liggen	boven	of	onder	een	opgegeven	peilmaat.	
33	Keuring	encontrole
Milieu,	MKI-score,gezondheid	12
12.1	Milieu,	MKI-score	
Opmerking
Voor	schuimbeton	gelden	ter	indicatie	MKI-scores	tussen	de	?4,50	en	?12,00.	Dit	wordt	bepaald	door	onder	meer	
de	hoeveelheid	en	type	bindmiddelen	en	daarmee	door	de	volumieke	massa	en/of	sterkte	die	wordt	toegepast.	Dit	
betekent	dat	het	de	voorkeur	heeft	geen	hogere	massa	of	sterkte	tekiezen	dan	strikt	noodzakelijk.	
Schuimbeton	iseen	relatief	bros	materiaal.	Dit	betekent	dat	het	zich	eenvoudig	laat	verwijderen	zonder	veel	energie	
voor	het	slopen.	Het	materiaal	isook	goed	herbruikbaar	als	bijvoorbeeld	toeslag	oftoevoeging	aan	beton	en	volledig	
her	tegebruiken.	Eenvoudig	omdat	het	doorgaans	enkel	bestaat	uit	cement	en	fijn	toeslagmateriaal	en	bijvoorbeeld	
geen	betonstaal	isopgenomen.	
Met	schuimbeton	zijn	grote	volumes	mogelijk	met	relatief	beperkt	materiaal	gebruik.	Omdat	lucht	op	het	werk	wordt	
toegevoegd,	zijn	minder	transportbewegingen	nodig	voor	het	realiseren	van	een	bepaald	volume	aan	materiaal	in	
het	werk.	Omgekeerd	geldt	dat	bij	sloop,	ook	minder	materiaal	afgevoerd	hoeft	teworden	en	daarvoor	dus	minder	
transport	nodig	is.	
Toegepast	als	isolerende	laag	helpt	het	inhet	beperken	van	de	energievraag	van	de	woning,	het	pand	waar	de	isolatie	
istoegepast.
12.2	Gezondheid	
Bij	de	vervaardiging	en	het	inhet	werk	brengen	van	schuimbeton	gelden	met	betrekking	tot	veiligheid-	en	gezond-	
heidsaspecten	inhet	algemeen	dezelfde	maatregelen	als	bij	normaal	beton.	
CROW-CUR	Aanbeveling	59:2023	34-------
Beheer	en	onderhoud	13
13.1	Waterpeil	
Indien	bij	het	ontwerp	van	een	schuimbetonconstructie	rekening	isgehouden	met	een	bepaald	waterpeil,	isinhet	
beheer	nagegaan	of	voorgenomen	wijzingen	van	dit	peil	gevolgen	heeft,	zoals	zetting	of	juist	opdrijven	van	het	
schuimbeton.
13.2	Ontgraven	
Indien	een	evenwichtsconstructie	istoegepast,	isbij	gedeeltelijk	ontgraven	van	het	bovenliggend	pakket,	rekening	
gehouden	met	de	kans	op	opdrijven	van	het                  
                 
                              
Reacties